Kooltuindemping
Tijdens de raadsvergadering van augustus kwam Pot op de proppen met zijn
plan tot demping van de Kooltuin: een onderwerp dat met de regelmaat van
de klok de kop opstak en voor het laatst op 30 maart aan de orde was geweest.
Toen was het dempingsvoorstel met dertien stemmen tegen drie vóór afgedaan.
Pot zag nu weer mogelijkheden. Steeds meer raadsleden kregen aandacht voor
de gang van zaken binnen gemeentewerken en Pot dacht het ijzer te smeden
als het heet was. Landbouwer Dirk Govers steunde de demping. Als de Kool
tuin tot straat werd gebombardeerd, zou een prima toegangsweg richting Frie-
sebrug ontstaan. Daar kwam nog bij dat Pot beweerde dat de demping veel
minder moest kosten dan in maart was voorgerekend. Een grote tegenstander
van demping was Gerrit van den Bosch.
Hij streed al jarenlang in de gemeenteraad voor behoud van het stedeschoon.
Uit het oogpunt van stedeschoon bezien was de Kooltuin als gracht een onmis
bare schakel in de binnenstad van Alkmaar. Aldus het raadslid dat de Rooms-
Katholieke Staatspartij vertegenwoordigde. Voorzitter Ripping deelde tussen
neus en lippen nog even mee, dat er twee brieven waren binnengekomen
waarin werd geprotesteerd tegen demping. Het ene schrijven was van de Neder
landse Oudheidkundige Bond en het tweede van de weduwe J.B. Oortmejer.
Pot vroeg gelijk na deze mededeling hoeveel handtekeningen onder de brief
van mevrouw Oortmijer stonden. Het waren er negentien, aldus de burgemees
ter. Het mag duidelijk zijn wat het einde van het dempingsdebat opleverde.
En hoewel het aantal voorstanders voor demping sinds maart met twee naar
vijf was gestegen, bleef de meerderheid voor behoud van de gracht.
De gezondheidstoestand van Jan Pot liep snel achteruit. Hij verzuimde regel
matig commissievergaderingen maar op 5 oktober 1910 bezocht hij nog
wel de raadsvergadering en hoe. Er was ernstige kritiek via ingezonden brieven
op eerder gedane uitlatingen van Pot aan het adres van de onderwijzer van
de Burgerschool. Twee organisaties van onderwijzers maakten korte metten
met het raadslid en maakten hem uit voor alles wat lelijk was. Pot wilde tegen
de beschuldigingen ingaan maar de raadsvoorzitter ontnam hem het woord,
omdat het stenografisch verslag van de vorige raadsvergadering waarin de
opmerkingen van Pot aan het adres van een onderwijzer waren verwoord,
nog niet gereed was. Tijdens de rondvraag deed Pot een poging de zaak-
Looman in het openbaar aan de orde te brengen. Ripping nam Pot de wind
uit de zeilen. Ripping: „Ik moet u interumperen. Nu ik u verder hoor lezen,
geloof ik dat het niet aangaat in een openbare zitting van de raad dergelijke
onderwerpen ter sprake te brengen op de wijze waarop u dat doet." Applaus
van de overige raadsleden klonk op. Pot reageerde met de opmerking dat
Ripping hem nooit zou kunnen beletten in het openbaar zijn opinie te geven
over de zaak Looman. Uitenbosch zei daarop, dat Pot zijn speech maar aan
het college moest afstaan en eventueel maar moest laten drukken om het
vervolgens onder de raadsleden te verspreiden. Ook de pers zou dan een
exemplaar kunnen krijgen, aldus Uitenbosch. Ook Groot was van mening
27