het slot van de raadsvergadering van 22 juni 1909, vond Jan Pot alle gelegenheid
een belangrijk punt uit zijn nota van kritiek op Looman aan de orde te stellen.
Hij pakte de situatie in de Langestraat bij de kop: we laten Pot aan het woord:
„Mijnheer de voorzitter. Zoals bekend ben ik in het najaar lid van de raad
geworden en kort daarna benoemd als lid van de commissie van bijstaand voor
openbare werken. U kunt uit de notulen daarvan zien, dat ik in de eerste en
tweede zitting de aandacht heb gevestigd op de hoogst gevaarlijke toestand in
het midden van de Langestraat. Er werd toen gesteld: U hebt het mis, het is
zo erg niet. Toen daarna drie keer in een week een rijtuig met twee paarden
en twee rijtuigen met een paard in de Langestraat gevallen zijn, heb ik de
directeur van gemeentewerken een briefje geschreven om B en W dringend
te verzoeken in de Langestraat de bestrating vlak of vlakker te laten leggen.
Ik heb mij de moeite getroost eens naar vijf mensen te gaan, die geacht kunnen
worden de zaak te kunnen beoordelen. Daaronder behoren de firma's
Van Dam, Schuurman en Pepping. Allen willen niets liever dan dat de stenen
zo gauw mogelijk worden weggehaald. Ik heb gehoord van een knecht van
Schuurman dat hij in strijd met de verordening en gewoonten, wanneer hij in
de straat iemand tegen komt, hij uitwijkt naar de kant waar de tramkeien
liggen. Dit om ongelukken te voorkomen", aldus Pot. De liberaal was nog
lang niet klaar met zijn verhaal. Hij vertelde dat hij raadslid Uitenbosch in
het stadhuis was tegen gekomen en deze steunde Pot in zijn kritiek. Vervolgens
gingen de leden van de raadscommissie persoonlijk polshoogte nemen in de
Langestraat en werd een stalknecht gevraagd hoe hij het wegdek vond. Pot:
„Deze zei 'goed meneer' en op die grond werd gezegd dat ik het mis had,
want Jan de stalhouder heeft het gezegd. Ik heb daarop gezegd dat wanneer
achter de rug van de knecht een college zit die hem zet voor de vraag: zijn
wij ezels of geen ezels dat hij zeggen zal de heren weten er niets van?" Toen
Pot zijn stelling ging ondersteunen aan de hand van cijfers en getallen greep
de voorzitter in en stelde dat Pot in herhaling trad. Pot hield morrend zijn
mond. Maar hij kreeg steun uit de raad. De heer Dorbeck stelde dat als Pot
niet over de situatie in de Langestraat was begonnen, hij dit wel had gedaan.
De advocaat-procureur zei te spreken namens 25 winkeliers.
Boerenpaartje
Dorbeck: „Het toeval heeft gewild, omdat ik vaak voor negen uur uit stad ga,
dat ik herhaaldelijk ongelukken heb bijgewoond. Het is een week of vier
geleden dat de tram aan de Stenenbrug stond te wachten en ik daar een heel
aardig spannetje, een waarschijnlijk in ondertrouw gaand boerenpaartje, zag
staan. De bruidegom had het leidsel stevig in de hand en men kan dus niet
zeggen: het ligt aan de rijder. Het paard stortte op de grond neer, en meneer
de voorzitter, ik overdrijf niet als ik zeg dat het gelukkig goed is afgelopen.
Een dergelijke salto motale die ik daar heb gezien, heb ik zelfs nooit in Carré
door een slangenmens met goed gevolg zien uitvoeren. Het aanstaande bruidje