een begeleidend schrijven te formuleren voor de raadscommissie. Op 29 april
kregen bertreffende leden het stuk van Looman en de reactie van het college
thuis gestuurd.
Burgemeester Ripping schreef in de begeleidende brief dat hij niet wilde ingaan
op het weerwoord van Looman en evenmin op de kritiek van Pot. Wel werd
de handelswijze van Pot als provocerend en onvruchtbaar aangemerkt. „Wij
willen slechts opkomen tegen de bewering dat de benoeming van de heer
Looman een misslag was en dat zijn aanblijven als directeur der gemeentewer
ken een misdaad zou zijn", aldus Ripping.
Looman was immers op 1 februari 1888 met elf van de dertien stemmen
benoemd uit 92 sollicitanten, onder wie veertien civiel- en bouwkundig inge
nieurs. Gedurende die 21 jaar had Looman zich doen kennen als een ijverig,
bekwaam, welwillend en voortvarend man. „Als een ambtenaar van onkreuk
bare trouw. Zulk een man, omtrent wie nimmer klachten zijn gehoord, op 56
jarige leeftijd als onbekwaam aan de dijk zetten, zou - indien er ter zaken van
een misdaad mag worden gesproken - naar onze mening inderdaad een misdaad
zijn", schreef Ripping. De burgemeester verzucht verder in zijn brief aan de
gemeenteraad:
„Hoe zal er ooit weer een ongedwongen verhouding tot stand komen tussen
het lid der commissie van bijstand voor de publieke werken, de heer Pot en
de hoofdambtenaar de heer Looman, die beiden toch geroepen zijn, de een
in niet geringere mate dan de ander, samen te werken in het belang der
gemeente? Een ambtenaar die behoorlijk zijn plicht vervult - en dat heeft de
heer Looman naar onze overtuiging steeds gedaan zoveel als in zijn vermogen
was - moet tegen ongevraagd ontslag en zelfs tegen een smadelijke bejegening
als welke hem is aangedaan, zich beveiligd kunnen weten. Zonder de zekerheid
daarvan zou men weldra van alle ambtenaren ogendienaars en majoretten
maken, wat zeker niet in het belang der gemeenschap zou zijn."
Burgemeester en wethouders stonden dus vierkant achter hun ambtenaar.
Ripping stelde verder in de brief aan de raadsleden dat de zaak voor hem met
de beantwoording van Looman afgedaan was. Hij gaf Pot gelijk dat 'als een
trap moet worden schoongemaakt, dit van bovenaf dient te gebeuren'. „Hij
had dan ook zijn aanval tot ons college moeten richten. Boven de directeur
der gemeentewerken staat de commissie van bijstand en verantwoordelijk dage
lijks bestuur. Geen enkele ambtenaar staat onder de controle of de bevelen
van de raad en nog veel minder onder die van een enkel raadslid", aldus
Ripping in zijn schrijven waarin hij de raad voorstelde de brieven van Pot en
Looman voor kennisgeving aan te nemen tijdens het besloten deel van een
raadsvergadering op 13 mei 1909. En aldus geschiedde.
Langestraat
Maar de zaak was hiermee nog lang niet afgelopen. Pot liet het er niet bij
zitten. Achter de schermen ging hij naarstig op zoek naar collega-raadsleden,
die hij mee kon krijgen in zijn kritiek op Looman. Tijdens de rondvraag aan
21