De heer Looman vertoont en verdedigt dat de watermassa en niet de stroming van het water biologisch reinigt en werkt mede aan totale stroomverlamming in de singelgrachten. De heer Looman laat de singels niet uitbaggeren en geeft op de begroting 1909 wel achthonderd gulden uit voor het uitdiepen van de Voor- meer. De heer Looman maakt te Alkmaar de gehele revolutie in de scheepvaart beweging mede en steekt geen vinger uit om de grachten en wallen in overeen stemming te brengen met de eisen van stoom- en motorverkeer. In tegendeel, hij werkt aan plannen om op verouderde wijze de Kanaalkade (met gemetselde muren) in te richten tot rangeerterrein van de Hollandsche IJzeren Spoorweg Maatschappij. De grachten zijn te klein, wordt door de heer Looman van anderen nagepraat, maar hij vergeet dat in de Luttik-Oudorp, Oudegracht en Mient geen vaartuigen moeten worden toegelaten die absoluut niets te maken hebben met kaas- en graanmarkt, die voor het merendeel, geen motor hebben en thuis horen in de andere grachten. De Kanaalkade moet een handelskade worden roept de heer Looman met de grote massa mee, die dat doet voor 2 of 3 koemarkten per jaar. Hij vergeet dat verbanning van de motorvaart uit de marktgrachten de firma's Zwerver, De Vries, De Fouw, De Lange, Bots, Boom, Potgieser, De Wit, Zaadnoordijk, Kool en anderen dan hun goederen die zij nu langs hun pakhuis afgeven en ontvangen, deze zullen moeten vervoeren per as en naar de handelskade. En nog wel onder het rangeren van H.IJ.S.M. die wel zo goed wil zijn om, als de Kanaalkade is verlaagd, beschoeid en bestraat, daar met vier sporen haar wagons te rangeren. Ware behoeften worden genegeerd, enkele voldaan. Intussen liggen stapels keien uit de Langestraat en elders te wachten en uit te rusten en martelt men door grind en modder van de Kanaalkade langs de Gasfabriek, omdat de Koningsweg reeds 2a3 jaar na de laatste gasbuislegging) onbegaanbaar is gemaakt en gelaten. De Langestraat is door of onder de heer Looman voorzien van een bestrating van vijf gulden per vierkante meter en de daaruit komende keien zijn niet recht streeks in de Kanaalkade gelegd. Dat kon niet omdat men dacht daar bomen te rooien en de hele weg tachtig centimeter af te graven. De keien zijn op de stadswerf gebracht, naar ik meen door mensenhanden en worden na honderjarige dienst in de stadshoofdstraat nu hier en daar in achterbuurten verwerkt, waar zo goed als geen zwaar voertuig- verkeer ze totaal overbodig maakt. Is de verwaarlozing der straten zichtbaar, zelfs voelbaar voor Jan en Alleman, de verwaarlozing van de overige onderdelen van publieke werken is in de metsel- en schilderswerken niet minder zichtbaar. Voegloos en verveloos is het kenmerk van stads-huizen, bruggen en wallen. Het werksysteem, eigenlijk de totale absentie van een systeem, leert men kennen als men ziet dat met zeven man plus spuit en opzichter twee onnozele en onnodige schoeinkjes gezet worden in een tot demping veroordeelde sloot langs de Hout voor een karwei dat met de paas nog vroeg genoeg af is. Dit terwijl een onderzoek van een ontgronding langs de Bierkade wordt uitgesteld tot een marktdag en verder onbehandeld en onvoorzien wordt gelaten. Als men ziet dat zes man stratenmakers achter twee handkarretjes met keien lopen, inplaats van in aange nomen werk te straten, terwijl andere gemeenten en niet pas sinds gisteren, 9

Tijdschriften Regionaal Archief Alkmaar

Oud Alkmaar | 1988 | | pagina 11