Hier was dus eveneens een vrij kostbaar meubelstuk bedoeld, immers het was
vervaardigd uit de fijnste soort eikenhout, het zogenaamde wagenschot.
Zo is het ook gesteld met een vermelding van het bewuste woord, dat ik
aantrof in een boedelbeschrijving verleden voor notaris Adriaan Blauwmolen
te Alkmaar, inventaris notarieel archief deel 322, acte van 24 december 1688,
waarin geboekt werd "int voorhuijs: een oude kevij daarin een weijnigh oudt
linnen is
Maar tevens komt het woord kevij hier nog voor als naam van een geheel
woonhuis, wellicht van een winkel, misschien wel kenbaar gemaakt doormiddel
van een voorstelling op het uithangteken, dan wel op een gevelsteen.
Dezelfde bron als boven, het begraaf-register der Grote- of St. Laurenskerk
te Alkmaar bevat in dit opzicht een drietal voorbeelden, te weten:
9 juni 1649 "Maritgen Cornelis uijtte Kevij twee poosen geluijt 10.-.-"
25 april 1650 "Harck Cornelijs in de Keevijt twe posen 10.-.-."
16 september 1689 "Jan Janse Oudemannen backer uijt de Kevij" S(uijder)
G(ang) 263."
Bij onderzoek vond ik bovendien een huis in de Koorstraat bij de Grote Kerk
al vroegtijdig aangeduid als "De Kevij", maar het is zeker, dat de hierboven
gesignaleerde post van 1689 alleen maar betrekking kan hebben op een na te
noemen perceel in de Langestraat, de Kevij geheten, dat als bakkerij gediend
heeft. Immers, dit huis werd op 26 januari 1700 door Grietje Reijers weduwe
van Jan Jansz. Oudeman(nen) verkocht aan Lijsbeth Harmens. Het had gekost
toen 1275,- en heette verder "een huijs ende erve met een vrije uijtgang op
de Nieuwesloot, staende ende leggende binnen deser stede aan de noordsijde
van de Langestraet, belent jonker Johan van Egmont van de Nijenburg ten
oosten en de erffgenamen van Jurriaan de Vrij ten westen." Weliswaar kwam
in deze acte de huisnaam niet voor, maar wèl was zulks het geval op 25 april
1735 toen een aangetrouwde ergenaam van Lijsbeth Harmens van de hand
deed "de backerij de Kevi".
In latere transporten (oud-rechterlijk archief) heette de woning op 9 januari
1770 "een broodbakkerij genaempt de Kevij" en op 12 januari 1781 "een
broodbakkerij de Vergulde Kevij". Deze laatste benaming behield zij bij de
overdrachten dd. 30 september 1784 en 5 augustus 1785, maar vervolgens was
het bewuste huis ineens naamloos geworden.
Moge het zo komen, dat deze bijdrage leiden zal tot een betere verklaring van
een voor ons vrij onverstaanbaar geworden woord!
1.) J. Verdam "Middelnederlandse!! Handwoordenboek", 's-Gravenhage 1932,
bldz. 39.
2.) Dr. C. Kruyskamp "Van Dale Groot Woordenboek der Nederlandsche
Taal", II, 's-Gravenhage 1976, bldz. 1159.
3.) C.W. Bruinvis "De Regeering van Alkmaar", z.pl. en j.bldz. 6 en 7.
4