Met deze opdrachten begaf Mr. Aghina zich de volgende dag, 4 april, opnieuw naar Brussel. De heren Boggio en Caters, van tevoren op de hoogte gesteld, ontmoette hij prompt op de afgesproken plaats: het Café Métropole. De heer Boggio vertelde nu dat hem was gebleken dat de de door hem aan de heer Jules Morren gerichte brieven nooit door deze zelf waren beantwoord, maar namens hem door zekere notaris Hanck. Dit heerschap was wegens "minder nobele financiële operaties in aanraking gekomen met de strafrechter" en stond te boek als "een schurk eerste klasse"! Door de familie Morren werden al zijn handelingen gedésavoueerd. De door dit onbetrouwbare personage opgestelde antwoorden waren, zo verklaarde de heer Boggio, "in zoo vage termen vervat geweest, dat daaruit toch geen bewijs van erkenning was te putten." Hij kwam na deze zoveelste teleurstelling nu met het merkwaardige voorstel een onder houd te vragen met de advokaat van Jules Morren, de heer De Prez. Hij hoopte n.1. dat deze advokaat "zich genoopt zou voelen bij zijn cliënten aan te dringen op inwilliging van de wensen van de directeuren van het Huis van Zessen." Zowel de heer Aghina als de heer Caters brachten hiertegen in, dat de advokaat als raadsman van de familie tot taak had de belangen daarvan te verdedigen en dat dus de heer De Prez de heren van het Huis van Zessen nimmer gelijk zou geven. Toch werd uiteindelijk besloten, vertrouwend op "het rechtvaardigheidsgevoel van den advokaat", deze om een onderhoud te verzoeken. Helaas hij bleek juist voor enkele weken in het buitenland te vertoeven... Zo vervloog de laatste hoop. Wel droeg Mr. Aghina zijn Brusselse collega nog op aan de heren Jules Morren en L. de Hemptinne een aangetekend schrijven te sturen zoals te Leiden was afgesproken. Op verzoek van de heer Boggio begaf Mr. Aghina zich op 13 april naar Den Haag om bij Dr. A.H. de Lang nog eens nadrukkelijk te informeren of deze behalve de in 1905 aanwezige nog stukken behorende tot de administratie van wijlen zijn vader, als rentmeester van het Huis Aosta, onder zijn berusting had, die als bewijsstukken zouden kunnen dienen. Dr. De Lang verklaarde dat alle tot die administratie behorende stukken inmiddels waren vernietigd. We lezen hierna niets meer over deze affaire. Blijkbaar zag het bestuur van het Huis van Zessen geen heil in voortzetting van de jacht, zij het wellicht niet zonder morren. Voornaamste bron: het eerbiedwaardig Notulenboek van het bestuur van het Huis van Zessen, 1901 tot heden. Grote dank zijn wij verschuldigd aan de heer Léon Zylbergeld, stadsarchivaris van Brussel, die ons uittreksels verschafte uit "Het notariaat in het arrondisse ment Brussel", Brussel 1971, en uit de Bevolkingsboeken van Brussel. Hieruit blijkt dat de families Morren en van Bevere al sedert de 17de eeuw te Brussel bekende notarisgeslachten waren. 16

Tijdschriften Regionaal Archief Alkmaar

Oud Alkmaar | 1988 | | pagina 18