hier werd men met alle hoffelijkheid bejegend, maar kreeg dezelfde argumen ten te horen als te Gent, hetzelfde verweer, met hetzelfde negatieve resultaat. Totaal ontmoedigd zag men van verdere bezoeken aan de familie Morren af. De heer Boggio bekende dat hij "uit de onder hem rustende papieren geen meerder bewijs tot eene eventueele vordering in rechte kon bijbrengen". Na het bezoek aan de heer Jules Morren zei hij tegen de beide regenten, dat hij weer terug naar zijn woonplaats moest, nam midden op straat afscheid en liet hen in 't onzekere "over wat hij wenste dat verder zou geschieden". In de namiddag vond nog een langdurig onderhoud plaats tussen de Alkmaarse heren en Mr. Caters. Deze beloofde de juridische kanten van de zaak nog eens grondig te zullen bestuderen en het resultaat daar van aan hen en de heer. Boggio te laten weten. Op vrijdag 26 maart vond de terugreis naar Alkmaar plaats. Al na een paar dagen deelde Mr. Caters mede, dat hij "het nemen van stappen tot opvordering der gelden in rechte bleef ontraden". In een poging de verjaring te stuiten ziet hij geen heil. Op 3 april brengt Mr. Aghina te Leiden aan de voorzitter Mr. Coebergh, door ziekte aan huis gebonden, verslag uit van de ervaringen in België. De Schoutenstraat omstreeks 1910. Het Huis van Zessen staat er nog steeds. De voorzitter wil dat Mr. Aghina met spoed nogmaals naar Brussel gaat voor een laatste bespreking met de heer Boggio om te horen of deze al of niet aanraadt nog verder iets te ondernemen. De voorzitter zal voorts graag zien dat Mr. Caters aan de heer Jules Morren en aan de heer de Hemptinne middels een aangetekend schrijven mededeelt "dat door de vroeger gevoerde briefwis seling de gepretendeerde verjaring was gestuit en dat men niet voornemens was de zaak te laten rusten, ja zoo noodig in rechte voldoening zou trachten te verkrijgen." 15

Tijdschriften Regionaal Archief Alkmaar

Oud Alkmaar | 1988 | | pagina 17