Mr. A. P.H. de Lange een reglement vastgesteld en op grond daarvan werd
in januari 1901 door Z.K.H. de Prins Emanuel Philibert van Savoye, hertog
van Aosta, een bestuur gevormd met als leden: Mr. G.C. von Reeken,
president, J.M. de Sonnaville, penningmeester en H. Duyfjes, secretaris. De eerste
1 vergadering van dit bestuur werd gehouden op 13 april 1901. De ontdekkingen
van de heer Duyfjes worden in de notulen van deze vergadering beschreven.
Het bestuur bracht op 11 juni 1901 een bezoek aan de ontdekte bezittingen
in Zuid-Holland en op 19 augustus aan die in Noord-Holland.
Vervolgens wordt in de notulen van de bestuursvergadering op 26 oktober
melding gemaakt van een op 5 oktober gebracht bezoek aan Brussel, waar
een onderhoud plaatsvond met de oud-notarisklerk De Vos. Over de inhoud
van dit gesprek wordt helaas met geen woord gerept, maar we moeten aan
nemen dat werd gesproken over de door de notarissen Morren en Van Bevere
nooit afgedragen saldiDe jacht daarop werd nu in elk geval geopendMoeizame
en tijdrovende onderhandelingen werden te Brussel gevoerd door de heer
Boggio. Hij was het, die op 7 februari 1903 met de "Erven Van Bevere" een
compromis bereikte. Van de nooit afgedragen saldi, die ruim 40.000 gulden
beliepen, werd volstaan met een aanzienlijk minder bedrag n.1. 40.000 belgische
francs, te betalen in vier jaarlijkse termijnen van 10.000 francs. De eerste
termijn werd voldaan in 1903, de laatste in 1906.
De saldi over de jaren 1896 tot en met '99 waren door notaris Duyfjes gedepo
neerd op de Banque de Paris et des Pays Bas te Brussel. Met de daar eveneens
gedeponeerde 10.000 Belgische francs ontving het Huis van Zessen op 12
februari 1903 een bedrag van 13672,55, door de heer Boggio betaalbaar
gesteld via het bijkantoor te Amsterdam.
Deze financiële injectie stelde het bestuur in staat om in oktober te besluiten
tot de hoognodige vernieuwing van de in Heiloo gelegen boerderij "De Stiek".
Na de aanbesteding in december werd de nieuwbouw gegund aan de laagste
inschrijver Pieter Nieman, timmerman te Zijpe, voor 7326,-.
Nadat de affaire met de familie Van Bevere met een benauwd compromis was
beëindigd ging het bestuur nu op jacht naar de achterstallige saldi uit de periode
van notaris Morren. Administrateur van de bezittingen op Voorne-Putten was
toen K.J. de Lang te Zuidland. Na diens overlijden, c. 1880, bleef van zijn
administratie een aantal boeken berusten bij zijn zoon Dr. A.H. de Lang te
Amsterdam. Met deze zoon had voorzitter Von Reeken in 1904 kontakt opge
nomen en inzage kunnen nemen van de toen nog aanwezige boeken. In de
bestuursvergadering van 7 april 1905 brengt de voorzitter verslag uit van zijn
onderzoek, waaruit blijkt dat notaris Paul Morren in de jaren 1865-1877 had
ontvangen van de administratie te Zuidland 6150,51' en van die te Alkmaar
441,55, maar daarentegen had aangezuiverd wegens nadelige saldi van deze
laatste totaal 6150,51'; zodat resteerde een bedrag van 18671,43, waarvan
geen rekening en verantwoording was gedaan. Besloten wordt de erfgenamen
van notaris Morren schriftelijk te verzoeken dit bedrag alsnog aan het bestuur
i uit te keren. Men zal de heer Boggio vragen dit verzoek aan bedoelde erfgena
men te doen toekomen. Als op diens brief, gericht aan mevrouw Adelaïde
van Bevere, zuster van notaris Albert, weduwe van Edmond Morren, broer
van notaris Paul, een jaar later nog geen antwoord is ontvangen, besluit het
bestuur haar nogmaals te schrijven. In de vergadering van 27 oktober 1906
deelt de voorzitter mede dat een brief d.d. 8 oktober is ingekomen van de
13