UIT DE GESCHIEDENIS VAN HET HUIS VAN ZESSEN door Th. P.H. Wortel Een jacht met hindernissen Tot en met het jaar 1900 werd het Huis van Zessen beheerd door een admini strateur of rentmeester. Dit was toen de heer J.M. de Sonnaville, die deze functie van zijn vader, Dr. L. de Sonnaville, had overgenomen. De inkomsten van het provenhuis kwamen uit de opbrengst van in Noord-Holland gelegen bezittingen, oorspronkelijk van het grafelijk geslacht De Merode, na 1842 door versterf en aanhuwelijking van het Koninklijk Huis van Savoye-Aosta. De administrateur van het provenhuis zond jaarlijks de rekening van de inkomsten en uitgaven naar een te Brussel gevestigde notaris, die als een substituut-rent meester fungeerde van de gevolgmachtigde van het Koninklijk Huis van Savoye-Aosta. Deze had het opperbeheer over al de bezittingen in België en Holland. De saldi van de rekeningen bleven berusten ten kantore van de notaris-rentmeester. Waren er tekorten bij het provenhuis dan werden deze vanuit Brussel gedekt. Merkwaardigerwijze had men er totdien te Alkmaar geen weet van dat er behalve de bezittingen in Noord-Holland een veel groter bezit aan landerijen op het eiland Voorne-Putten stond ten name van "Het Proveniershuis van Alkmaar". In juli 1881 was door de toenmalige gevolgmachtigde van het Huis van Aosta, de heer F. Bosquet te Rhisnes bij Namen, de administratie van die goederen opgedragen aan notaris H. Duyfjes te Poortugaal. Die had zoals voordien zijn voorganger de saldi van de rekeningen van 1880 tot en met 1890 keurig overgemaakt aan notaris A. van Bevere te Brussel en nadat deze ongesteld werd aan de heer Bosquet zelf, over de jaren 1891 tot en met 1894. Hoe met die naar Brussel overgemaakte saldi werd gehandeld bleef notaris Duyfjes onbekend, totdat hij in 1897 in kontakt kwam met een heer De Vos, die boekhouder was geweest, eerst bij notaris Morren en na diens dood in 1878 bij diens opvolger notaris Van Bevere. Over die saldi vertelde De Vos, dat eerst notaris Paul Morren, daarna notaris Albert van Bevere "die onder zich hielden of bewaarden, nadat zij telkenjare van het saldo betaald hadden het bedrag dat de Heer de Sonnaville tekortkwam aan ontvangsten uit de bezit tingen in Noord-Holland, om te bestrijden de verplegingskosten der in het Huis van Zessen opgenomen personen". De heer Duyfjes begreep dat hier iets niet in orde was en had toen de saldi over de jaren 1896, '97 en '98 niet meer overgezonden, ook al omdat hij had vernomen dat de heer Bosquet als gevolmachtigde van de Hertog van Aosta was vervangen door de heer Jean Boggio te Braine-le Compte. Aan hem bracht hij toen verslag uit van zijn bevindingen, waarop hij van de heer Boggio vernam dat deze zelf evenals zijn vorstelijke heer in Italië van een en ander totaal onkundig waren. Z.K.H. de Hertog besloot tot een grondig onderzoek van de geschiedenis van de stichting Het Huis van Zessen en haar bezittingen. Dit werd opgedragen aan Mr. C.G. von Reeken, rechter in de Arrondissementsrechtbank te Haarlem. Diens uitvoerig, in het frans gesteld rapport met diverse bijlagen, zoals een inventaris van alle goederen, kwam gereed in de jaren 1898 en 1899 en had belangrijke gevolgen. Op 31 december 1900 werd ten overstaan van de Alkmaarse notaris 12

Tijdschriften Regionaal Archief Alkmaar

Oud Alkmaar | 1988 | | pagina 14