in dezelve met Nummers 1 tot In Plaatsen echter, alwaar de Wijkverdee- lingen wegens de geringe uitgestrektheid niet noodzakelijk zijn, behoeven de Huizen alleenlijk te worden genummerd." Wijkindeling In de nadagen van de Bataafse Republiek is de Alkmaarse wijkindeling ook al eens in de Raadsvergadering ter sprake geweest. Met name in de vergadering van 19 januari 1806, waar de Raad de nieuwe ordonnantiën en algemene bepalingen voor de gemeentebesturen binnen de Republiek (vastgesteld door Hun Hoog Mogenden op 20 december 1805) behandelde. Daar werd gestipuleerd, dat als wijkverdeling de vierdeling werd gehandhaafd, nu genoemd de wijken A, B, C en D. Onder het nieuwe bestel kreeg de Raad van de Landdrost in het Departement Amstelland de mededeling, dat de Commissarissen tot het Werk der Verpon ding met twaalf gequalificeerden tot de algemene taxatie ten spoedigste naar Alkmaar zouden komen om hun werk aan te vangengevolgd door de aanschrij ving in augustus 1807, om voor de nummering van de gebouwen zorg te dragen. In september d.a.v. blijkt, dat nummering ter plaatse gereed is, want in de vergadering van de Raad wordt een aanvraag behandeld tot sloping van het huis Kolksloot of Schulphoek "zijnde thans nummer 72 in Wijk D". Het plaatsen in olieverf van wijkletter en huisnummer op het pand zelf had niet alleen voordelen voor de identificatie van het perceel door de gequalificeer den tot de taxatie. Van omstreeks 1808 wordt de plaatselijke aanduiding ook gebruikt bij de overdracht van onroerende goederen voor het Schepengerecht. En wanneer de inlijving van Holland bij het Franse Keizerrijk een feit is geworden, de registers van de Burgerlijke Stand ingevoerd, de Schepenrecht banken opgeheven en een stelsel van openbare registratie van rechtshandelin gen t.a.v. onroerende goederen is ingesteld, zien wij steeds meerde identificatie via het noemen in akten (van geboorte-huwelijk-overlijden-overdracht van vast goed) van wijkletter en huisnummer. Verband met de toestand van heden ten dage wordt echter pas gelegd na de instelling van het perceelsgewijze Kadaster op grond van de algehele opmeting en administrering van alle vaste goederen na de inlijving bij Frankrijk en later van de instelling van de Staat der Nederlanden, resp. in 1811 en 1813. Voort bouwend op de wetten en besluiten met betrekking tot het kadaster in het Keizerrijk meten honderden landmeters tot in de kleinste kleinigheden ons land op, zetten in iedere stad alle gebouwen tot de stallen en pleeën toe op de kadastrale kaart, getekend op een overal gelijke schaal (1:1250), elke eigen dom met zijn eenduidige identificatie en zijn eigenaar beschreven in de kadastrale legger. Als in 1838 de woordelijke overschrijving in de Openbare Registers van het Kadaster en in de akten van overdracht de vermelding van de kadastrale aanduiding verplicht zijn gesteld, is de mogelijkheid voorde latere onderzoeker

Tijdschriften Regionaal Archief Alkmaar

Oud Alkmaar | 1988 | | pagina 11