ENIGE KANTTEKENINGEN BIJ HET LEVEN EN WERKEN VAN
CORNELIS DREBBEL
door Hubert van Onna
Cornelis Drebbel (1572-1633) is een van de meest interessante burgers, die Alkmaar
heeft voortgebracht. Hij werd geboren in het jaar voor Alkmaars Beleg, hij stierf in
Londen. Tussen de twee jaartallen, die Drebbels' levensbegin en -einde aangeven, heeft
zich een roerig leven afgespeeld. Een aantal historici heeft zich in het leven van Drebbel
verdiept, zoals bijv. Gerrit Tierie, die op vrijdag 10 juni 1932 zijn proefschrift "ter
verkrijging van den graad van doctor in de wis- en natuurkunde aan de Rijksuniversiteit
te Leiden verdedigt. Hij promoveert op Drebbel, met een in het engels geschreven
proefschrift, dat een groot aantal bijzonderheden geeft over het leven en werken van
Drebbel. In 1922 publiceert Prof. Dr. F.M. Jaeger het boek met de titel "Cornelis
Drebbel en zijne tijdsgenooten", dat begint met de konstatering in paragraaf 1 van het
eerste hoofdstuk, "dat er tot op heden noch van Cornelis Jacobsz. Drebbel's persoon
lijkheid, noch van de ware beteekenis van zijne praestatie's, een goed geproportioneerd
beeld bestaat". Ook L.E. Harris behandelt in zijn boek "The two Netherlanders" (1961,
uitgeverij E.J Brill. Leiden) Drebbel, als een van de twee.
Naast professionele historici hebben ook de liefhebbers zich met Drebbel beziggehouden.
Zo publiceerde in 1904 Dr. H.A. Naber het werkje "De ster van 1572", uitgegeven
door de Maatschappij voor de goede en goedkoope lectuur te Amsterdam, mevrouw
Bosboom-Toussaint. in Alkmaar wellicht beter bekend onder de naam Truitje, roman
tiseerde de Praagse periode van Drebbel (1610 tot 1613) in het boekje "Een Alkmaarder
te Praag", een uitgave in de serie Bibliotheek voor School en Volk, 1880 Den Haag.
Ook in de 17e eeuw wordt regelmatig aandacht besteed aan Drebbel; zo wordt in een
artikel in de Alkmaarse Historische Reeks (1980, pag. 101 e.v.) met de titel "Alkmaarse
Natuurwetenschappers uit de 16de en 17de eeuw, door H.A.M. Snelders, de Alkmaarse
geschiedschrijver C. van der Woude aangehaald met een citaat uit zijn boek 'Kronyck
van Alcmaer, gepubliceerd in 1645. In de Kronyck wordt Drebbel betiteld als "een
uytgenomen en boven maten uytmuntende verstandigh Philosooph, wiens hooghe ver
nuft, ende scherpsinnighe begryp (in zijnen tydt) in de gansche Werelt geen gelyck en
hadde inde Philosophie. en ook "Een kloeck verstant, een pronck der Werelt,
Waerd, met eeuwigh lof beperelt."
De belangrijkste bron van informatie over Drebbel's doen en laten is waarschijnlijk het
archief van N.C.F. de Peiresc, geboren in Beaugeneir in de provence in 1580 en overleden
in 1637 in Aix en Provence. In de bibliotheque de Capentras te Avignon is een aantal
manuscripten van De Peiresc aanwezig, waaruit de meeste Drebbelbeschrijvers geput
hebben. De Peiresc was een Fransman, antiquair van beroep en tevens aktief als amateur
astronoom, filosoof en natuurkundige. Hij was ondermeer in het bezit van een "lunette
de Drebbel". Deze "lunette" kwam in zijn bezit via Drebbel's schoonzoon. Jacob Kuffler,
die het apparaat in 1622 afleverde. Zowel Jaeger als Harris citeren regelmatig uit de
geschriften van de Peiresc.
De meningen over Cornelis lopen nogal uiteen. Jaeger noemt hem op pagina 95, „het
echte type van den 17-en eeuwschen inventor, de man der zuivere empirie, die, voor
zoover het zijne theoretische visie betrof, in niets afweek van zijne voorgangers in de
vervlogen eeuwen, gekenmerkt als zij waren door hunne neiging tot mystieke beschou
wingen, hun zin voor occulte bespiegeling en hunne hulpeloosheid, waar het eene meer
rationele opvatting der natuurverschijnselen aanging".
Op systematische wijze toont Jaeger in zijn boek aan dat de uitvindingen, die, met name
door Naber aan Drebbel toegeschreven zijn, geen geesteskinderen van Drebbel zijn.
Jaeger's opinie over Drebbel is niet erg positief, zoals uit de volgende typering van
Drebbel, op pag. 95 van zijn boek blijkt. Jaeger stelt daar over Drebbel: "Begaafd met
eene levendige en onrustige fantaisie, fladderden zijne gedachten van het een op het
ander, in alles datgene zoekende, waarmede hij zijne omgeving kon imponeeren en
waardoor hij kon poseeren als de boven anderen begenadigde uitvinder." Op pag. 96
gaat Jaeger door met de afbraak van Drebbel: "Zijne ongebreidelde fantaisie verleidde