vrij regelend op te treden inzake de markten, tollen en munt in het gebied van de Duitse keizer c.q. de graaf van Holland, zodat de uitspaak van Pot: "Egmond bezat dus het muntrechter volledig naast zit. Het is duidelijk, dat er lagere corporaties (bisdom men, kloosters, steden) waren, die hun muntrecht ontleenden aan de landsheer, ofwel het geüsurpeerd hadden. Dat zij klaarblijkelijk het muntrecht uitoefenden, laat zich van geval tot geval bewijzen uit muntvondsten. Doch hoe kan men een dergelijk recht van de abdij van Egmond toeschrijven, als er geen munten zijn? Hetzelfde geldt trouwens voor Alkmaar. Overigens, ik heb nooit beweerd dat er géén Alkmaarse munt is geweest. Ik heb alleen willen aantonen, dat aan de hand van de beschikbare gegevens die munt niet te bewijzen is, laat staan dat men er conclusies inzake de belangrijkheid van Alkmaar als handels centrum aan mag ontlenen. Dat ik persoonlijk geen geloof hecht aan een Alkmaarse munt, noch aan een Egmondse, is van weinig belang, want geloven doet men elders. In alle geval zijn de hypothesen van Pot mij veel te wild, met name als hij het regeltje tekst in het Liber S. Adalberti, luidende "in Alcmere a Reinwardo monetario duas uncias et dimidiam", in zijn onderzoek betrekt. Op deze ene regel is de zekerheid van Cordfunke, dat Alkmaar een munt of wisselkantoor zou hebben gehad (met alle gevolgen van dien voor Alkmaar als belangrijk handelscentrum) gebaseerd. Ik heb deze bewijs voering als ondeugdelijk verworpen, aangezien het land waaruit de rente werd betaald in Alkmaar lag, terwijl Reinwardus elders gewoond kan hebben. Pot nu veronderstelt dat, gegeven het feit dat Reinwardus "muntmeester" wordt genoemd, het zeer goed de verpachting van de muntslag te Alkmaar zou kunnen betreffen. Er is echter geen enkele grond voor deze veronderstelling, indien wij althans de moeite nemen deze regel tekst in zijn verband te bekijken. Er staat namelijk, dat graaf Dirk en gravin Sophia voor het zieleheil van hun zoon Dirk 12'/2 pond hebben geschonken, met welk geld de abdij land heeft gekocht (quibus emimus terramdat jaarlijks 14 ons opbrengt, te weten: 2Zi ons te Alkmaar van Reinwardus muntmeester; 4V4 ons (ook van Reinwardus?) op de Geest; 3'/2 ons van Everardus Kimpen (kampvechter?) en 4 ons van Everardus Scinken (herber gier?), tesamen 14 ons. Tenslotte dit: de vraag of bepaalde inkomsten "belangrijk" danwel "schamel" genoemd moeten worden, is uiteraard niet in zijn algemeenheid te beantwoorden. De enige juiste methode leek mij. dit bedrag te relateren aan de totale inkomsten van de abdij. Het oudste overzicht dateert van 1344 3). In dat jaar trok de abdij een inkomen van 2492 pond uit verschillende bezittingen, zoals landerijen, tienden enz. Uit de beschikbare archivalia blijkt niet dat zich tussen 1215 en 1344 enorme eigendomsverschuivingen hebben voorgedaan, zodat de opbrengst van de tol van 5 pond in 1173/4 en 6 pond in 1215 schamel zal zijn geweest in vergelijking met het totaal. 1). Dr. P.A. Meilink, Het archief van de abdij van Egmond, dl. I, bl. 10. 2). J. Hof, De abdij van Egmond van de aanvang tot 1573, bl. 342, citeert de visie van Nolet en Post. 3). Hof o.c. bl. 468. 13

Tijdschriften Regionaal Archief Alkmaar

Oud Alkmaar | 1987 | | pagina 15