DE BEUL IN ALKMAAR
door Gerrit Valk
Een gevangenis is een luxeverschijnsel. Samenlevingen, waar weinig welvaart heerst,
zullen voor hun strafoplegging niet zo snel kiezen voor de gevangenis, maar geven de
voorkeur aan de goedkope lijfstraffen.
In het verleden van ons land werden lijfstraffen dikwijls opgelegd. Onthoofding, ophan
ging, wurging en radbraking waren de meest toegepaste zware straffen in de Republiek.
Voor de wat lichtere vergrijpen konden straffen als brandmerken, geselen, tepronkstellen
en verbanning worden uitgesproken. Om het afschrikkende karakter van de straf te
benadrukken, werd deze in het openbaar voltrokken. Voor dit doel werd een schavot
opgericht van een dusdanige hoogte en op zo'n plaats, dat de toeschouwers alle zicht
hadden op het gebeuren. Het schavot in Alkmaar heeft niet altijd op dezelfde plaats
gestaan. Vóór 1821 stond het opgesteld achter het stadhuis in de Breedstraat. Tegen
de achterkant van het stadhuis werd een stellage getimmerd, die reikte tot aan de eerste
verdieping. Hierop werd tegen de muur de galg bevestigd, die door middel van een
kram was vastgezet aan het gootbord. In het midden van de bovenramen bevond zich
een deur via welke de veroordeelde het schavot betrad. Na 1821 werd het schavot
verplaatst naar het plein voor de ingang van het tuchthuis in de Gasthuisstraat (1).
Behalve dat daar door afbraak ruimte was ontstaan, kan die plaats tevens zijn uitgekozen
in het streven om de tuchtelingen tot inkeer te brengen. Evenals tijdens de republiek
elders de gewoonte was, werd de veroordeelde na de executie naar het galgeveld
gebracht. Daar werd hij voor onbepaalde tijd opnieuw opgehangen of op een rad gezet
om voor de voorbijgangers als afschrikwekkend voorbeeld te dienen. Om aan dit doel
te kunnen beantwoorden, werd het galgeveld ingericht op een plaats, die door veel
mensen gepasseerd werd. Het Alkmaarse galgeveld bevond zich aan de noordoever van
het Zeglis, ongeveer midden tussen de stad en de Schermer (2).
Terechtstellingen trokken veel publiek. Vooral vrouwen, marktgangers en schooljongens
spoedden zich naar de plaats van handeling, als zaterdags via klokgelui de executie om
12.00 werd aangekondigd. Tepronkstellingen trokken echter minder toeschouwers dan
lijfstraffen. De eerste Alkmaarse gemeentearchivaris, C.W. Bruinvis, maakte in zijn
jeugd terechtstellingen nog mee en schreef met deernis met de slachtoffers daarover:
"t was een treurig schouwspel, de bloedende ruggen met telkens vernieuwde roeden te
zien teisteren, terwijl het gekrijs of gegil om genade der patiënten luide weerklonk."
Het schouwspel was zo gruwelijk en het gejammer ging zo door merg en been, dat bij
een geseling menige toeschouwer de vlucht nam (3). Een andere toeschouwer herinnerde
zich op hoge leeftijd, dat hij eens door een dienstbode naar een geseling werd meegeno
men: "Daar ging iedereen altijd naar kijken, 't Ging niet malsch. Ik was pas 6 jaar; de
dief die gegeeseld werd schreeuwde zoo erbarmelijk, dat ik ook begon te schreeuwen.
En in 't gedrang nog verdwaald raakte bovendien. (4).
Kinderen werden vaak opzettelijk meegenomen naar executies vanwege de vermeende
pedagogische waarde. In Arnhem kregen de schoolkinderen van het stadsbestuur zelfs
een uur vrij om de strafvoltrekking te kunnen bijwonen (5).