voorstel accoord en besloot dat Tjaden de
eerstkomende zondag voor het laatst
mocht voorlezen.
Voorzover ik heb kunnen nagaan is deze
onverkwikkelijke affaire voor Tjaden en
zijn vrouw geen aanleiding geweest de
kerk de rug te keren. Formeel hebben ze
althans niet bedankt als lidmaat. Duidelijk
is wel dat ze in de kerkelijke wereld wer
den doodgezwegen. Toen er begin maart
een vergadering van de C.H.U. werd
gehouden onder voorzitterschap van Ds.
de Pree en mevr. Tjaden daar een debat
wilde aangaan met de spreker werd haar
die gelegenheid niet gegund. Het echtpaar
Tjaden had als enige spreekbuis de verga
deringen van de Revol'utionnaire Socialis
tische beweging, waar hij als voorzitter
optrad en zij meestal de spreekster was.
Dat datgene wat ze daar te berde bracht
verontrusting en verontwaardiging teweeg
bracht bij zowel liberaal als prot. christe
lijk Alkmaar getuigde de kreet, die op de
Kapelkerk zou zijn geklad: DOOD AAN
ENKA.
Hoe ging het verder met Enka?
We kunnen wel stellen dat na de oorlog
Enka politiek langzamerhand op dood
spoor kwam. Nadat zij in 1922 geroyeerd
werd als lid van de mede door haar opge
richte Christelijke Volkspartij, een partij
van orthodox-protestanten, voornamelijk
vanwege haar voor deze kring te radicale
opvattingen trok ze zich grotendeels
terug van het publieke terrein. Wel ver
vulde ze van tijd tot tijd spreekbeurten
voor het Religieus Socialistisch Verbond,
waarvan ze één van de oprichters was
geweest. Ds. Buskes vertelt dat hij haar
in de Doopsgezinde kerk te Utrecht, waar
het Verbond samenkomsten hield, op de
zondagavond vaak heeft horen preken.
"Ze had een wat hoge en schelle stem",
schrijft hij, "maar ze kon geweldig pre
ken". Meertens schrijft over diezelfde
samenkomsten: "Onvergetelijk blijft voor
mij de indruk, die ik bewaard heb van de
bijeenkomsten waar zij sprak: een kleine
vrouw, doorgaans geheel in het zwart
gekleed met een wit kanten kraagje, een
profetische verschijning, een Debora, die
met een welluidende sonore stem getuigde
van haar geloof in de God der gerechtig
heid en in oudtestamentische bewoordin
gen haar veroordeling uitsprak over de
zonden van onze samenleving."
In 1924 verhuisden zij en haar man naar
Bergen, waar zij het middelpunt werd van
een kleine kring van geestverwanten. Zij
ging regelmatig voor in bijeenkomsten in
een kapel naast haar huis.
De laatste jaren van haar leven waren
moeilijk. Ze raakte gedeeltelijk verlamd
en bracht het merendeel van haar tijd in
bed door.
In die jaren ging ze steeds meer leven van
uit een intense verwachting van Gods
koninkrijk, zonder echter haar socialisme
te verloochenen.
Groot was vooral haar verlangen blijvend
één te zijn met Christus, die haar leven
had geleid.
Op 5 juli 1939 kwam in het Stadsziekenhuis
van Alkmaar een einde aan het veelbewo
gen leven van deze vrouw. Zij werd begra
ven op de begraafplaats in Bergen.
Een karakteristieke vrouw, die met haar
opvattingen in onze dagen niet meer zou
opvallen, in haar tijd echter des te meer.
Buskes schrijft hoe ze zichzelf eens verge
leek met de Amsterdamse weesmeisjes
van vroeger. Die liepen in kleren met de
kleuren van het Amsterdamse wapen:
rood en zwart. De weesmeisjes waren een
bezienswaardigheid. Zo was ook de positie
van Anke van der Vlies: bij de rooien werd
ze niet vertrouwd vanwege haar zwart, bij
de zwarten werd ze verdacht vanwege haar
rood.
Alkmaar, augustus 1986 J.D. Kila
Bronnen:
- Alkmaarsche Courant, jrg. 1918.
- Handelingen bijzondere kerkeraad Her
vormde Gemeente.
- Rokus Verwoerd, Anke van der Vlies
1873-1939, in: Tijdschrift voor sociale
geschiedenis, zesde jrg. afl. 3.
- J. J. Buskes, Hoera voor het leven,
A'dam 1959.
- P. J. Meertens, in het voetspoor van Hen-
riëtte Roland Holst.
- Radicalen en religieuze socialisten in
Nederland, 1982.
Noot. De mededeling van Eli Prins in het
artikel: De Langestraat zoals ik me haar
herinner om hel jaar 1925. (Oud Alkmaar
9e jrg. no. 3, blz. 709), dat Enka de echt
genote was van de heer Groebe, die een
winkel had in huishoudelijke artikelen in
de Langestraat en tot de anarchistenbewe
ging hoorde is onjuist. Overigens is het aar
dig te lezen wat hij zich van Enka persoon
lijk herinnert.
825