Alkmaar (ied. <\ieim'i'sloot Ik ben geen kind, dan ga ik de kerk uit. In de eerstvolgende kerkeraadsvergade- ring kwam dit incident ter sprake. Uit de discussie bleek, dat men zich al eerder aan de houding van de heer Tjaden had gesto ten. Broeder Greidanus wees erop dat de heer Tjaden in een dienst van Ds. Kloos terman in september '17 met verheffing van stem het gedeelte uit Maleachi 3, toen hij was toegekomen aan vers 5, had gele zen "En ik zal tot u lieden ten oordeel naderen, en ik zal een snelle getuige zijn tegen de tovenaars en tegen de overspelers en tegen degenen die valselijk zweren en tegen degenen die het loon des dagloners met geweld inhouden, die de weduwe en de wees en de vreemdeling het recht ver keren, en Mij niet vrezen, zegt de Here der heerscharen." Ook het gezin Tjaden kwam ter sprake. Zo zou er onenigheid zijn met twee doch ters, die bij "kapitalistische" mevrouwen dienden en met een zoon, die onder de wapenen was en om die reden niet meer thuis mocht komen. Men wilde Tjaden eigenlijk om zijn houding, die ergernis had gegeven, wel wippen. Eén van de kerke- raadsleden, de heer Voort, had contact met Tjaden gehad en wist te vertellen dat deze zich diep beledigd voelde niet te mogen voorlezen uit "Gods heilig Woord", zodat hij zich daardoor uitgesto ten voelde, terwijl hij onder vrijzinnige prediking geen bevrediging vinden kon. Hij gaf toe onjuist gehandeld te hebben door weg te lopen. De heer Voort vond dat men uit elkaar moest houden wat de heer Tjaden deed als voorlezer en als bur ger. Hij zei dat deze zich in een soortge lijke positie bevindt als Ds. Schermerhorn uit Nieuwe-Niedorp. Hij hoopte dat de tijd voorbij was waarin de leer gold "Wiens brood men et, wiens woord men spreekt". Ds. de Pree vond het een bestuurlijke kwestie. Het ging immers niet aan iemand aan te pakken vanwege zijn maatschappe lijke visie, terwijl men het ontheiligen vn Gods naam vrij uit liet gaan. Deze fel orthodoxe voorganger doelde hiermee uiteraard op de vrijzinnige prediking, die velen in de kerkeraad begeerden. Hij stelde voor een commissie te benoemen en deze over het functioneren van Tjaden als voorlezer te laten rapporteren en gehoord het rapport hem te handhaven, te schorsen of te ontslaan. De kerkeraad ging hier niet op in en besloot dat voorlopig de predikanten zowel in de Grote- als in de Kapelkerk zouden voorlezen. De volgende vergadering, 29 januari was er een brief van Tjaden, waarin hij de beslissing van de kerkeraad ten zijnen opzichte contactbreuk noemde. Men beslist alsnog een commissie te benoemen bestaande uit de heren Ds. Kloosterman, Ds. de Pree en de ouderlin gen Ledeboer en Voort. Deze commissie adviseerde op 12 februari, na een bespre king met de heer Tjaden gehad te hebben, hem nog eenmaal te laten voorlezen, waarna de heer Tjaden onmiddelijk zijn ontslag zou indienen met behoud van sala ris tot 1 april. De kerkeraad ging met dit 824

Tijdschriften Regionaal Archief Alkmaar

Oud Alkmaar | 1987 | | pagina 8