HET BIEROPROER VAN 1714 door drs. G. Valk In verschillende krantenpublikaties, die gewijd werden aan de totstandkoming van het biermuseum, werd verwezen naar een oproer in 1714 van de Alkmaarse bevol king, dat zou zijn ontstaan, omdat belas- tinginners de verkoop van goedkoop bier verhinderden. Deze lezing verdient nuan cering en daarom zal ik in het hiernavol gende dit bijzondere oproer behandelen. Het is namelijk niet zo, dat onze voor ouders zulke verstokte alcoholisten waren, dat iedere aanslag op hun natje tot massale onlusten moest leiden. Het jaar van het oproer, 1714, was in meer dere opzichten een zwaar jaar. Er was grote duurte van levensmiddelen, de vee pest roeide op het platteland hele vee stapels uit. terwijl de belastingdruk hoog was ten gevolge van de Spaanse Successie oorlog. Zoals op bijna alle levensmiddelen werd er ook op de verkoop van bier belasting (impost) geheven. Voor één biersoort werd echter een uitzondering gemaakthet scharbier (ook wel schein- of kuitbier genoemd). Dit was licht bier van een infe rieure kwaliteit. In deze dure tijden nam de consumptie daarvan toe. Dit ging ten koste van andere biersoorten en vanzelf sprekend zagen de brouwers deze ontwik keling met lede ogen aan. Al in 1712 had den in Purmerend de brouwers daar iets op gevonden: zij kregen het voor elkaar, dat goed bier onder de naam scharbier ver kocht mocht worden, zodat er geen belas ting over betaald hoefde te worden. Dit bier werd nu uitgevoerd naar Alkmaar, hetgeen een nieuwe klap betekende voor de Alkmaarse brouwers. Deze kregen toen van het stadsbestuur toestemming om net zo te handelen als hun collega's uit Purmerend. Andere steden, zoals Edam, Monnickendam en Medemblik volgden dit voorbeeld. Toen zij echter met hun bier de Alkmaarse markt overstroomden, ging dit wederom ten koste van de Alkmaarse brouwers. Op hun aandringen maakten de Staten van Holland toen een einde aan de praktijk, dat goed bier als scharbier ver kocht werd. Hierdoor dreigde de verkoop van het betere bier weer in gevaar te komen. Onze brouwers vonden daar ech ter wat op. In die tijd werd de belasting inning aan particulieren verpacht. De pachters betaalden een som aan de over heid en moesten zelf maar zien hoe ze de belasting inden. Het geïnde geld mochten ze zelf houden. De Alkmaarse brouwers verwierven in 1713 de belastingpacht op het bier en stonden toe, dat deze op grote schaal ontdoken werd. De grote omzet van bier, die hierdoor ontstond, maakte het verlies van de pachtsom immers ruim schoots goed. Het jaar daarop, 1714, kwam de pacht van de bierimpost echter in handen van twee particulieren, de heren Sanjé en Crom- hout. Belastingpachters waren al zeer gehaat, maar toen Sanjé en Cromhout de ontduiking van de bierimpost fors ter hand namen, steeg de ontevredenheid tot een kookpunt. Bij drie brouwers namen zij grote hoeveelheden bier in beslag. Dit bleek olie op het vuur. Op zondagmiddag 7 oktober na de kerkdienst - hetgeen doet vermoeden dat de schare der verzamelde gelovigen plannen smeedde in plaats van het aanhoren van haar herder-barstte het oproer los. Terwijl de pachter Sanjé zich verpoosde in zijn tuinhuis drong een massale menigte, mannen, vrouwen en kinderen zijn huis binnen. De woning werd zo toegetakeld, dat een tijdgenoot schreef, dat zij ver anderde in een nare spelonk. Deuren wer den ingetrapt, vensters ingeslagen en - eenmaal binnengekomen - sloeg het volk alles stuk wat los en vast zat. Andere stuk ken van de inventaris werden uit de ramen gesmeten en kwamen in de grachten terecht. Het vuur, dat in de keuken brandde, werd door de wind die door de open deuren joeg, opgelaaid en maakte het huis alleen maar troostelozer. Bij het binnendringen van het volk had Sanjé de vlucht genomen naar zijn com- paan Cromhout. Toen het oproer echter uitgewoed was bij de eerste werd het verplaatst naar diens collega. In het huis van Cromhout speelde een soortgelijk tafereel zich af. De impostboeken werden daarbij op straat gesmeten. Bij het door bladeren daarvan bleek echter, dat over heidsfunctionarissen steun verleenden aan de pachters bij het invorderen van de impost. Overigens, dit was een gewoon verschijnsel in de Republiek. Het volk wilde toen zijn woede bekoelen op het huis van de president van de schepenbank. Op dat moment kwam de schutterij in aktie en deze wist het oproer te onderdrukken. Het oproer had een boeiende nasleep, die 808

Tijdschriften Regionaal Archief Alkmaar

Oud Alkmaar | 1986 | | pagina 8