't trammenpaard zijn ritje doen k hoor de bel van stoomtram klinken rookwolken kringelend door het groen. 'k Hoor bij Draverij de hoefslag 't handgeklap bij "stok in de ring" 'k zie zelfs bok en ezel draven op het feest van Burgerkring. 'k zie de vaas van de Burgemeester en de stille Zandersloot 't wielspoor, dijkjes, bosjes, Truitje, 't sparrenbos met bord: loopt dood. 'k Hoor op zondag het muziekkorps blazend Mars of Rapsodie 't lijkt me of ik Mijnheer Otto dankend met z'n hoge hoed nog zie. Onvergetelijk zijn de tochtjes in het bos, naar de ronde O door het hakhout, slingerpaadjes pover spelend naar Heiloo. Waar het Willibrordusputje ons geen water schonk genoeg en uit 't nest op het Witte Kerkje 't klepperspaar ons gadesloeg. Langs de donkere kattenheuvel en de Echo weer naar de stad door het tolhek, of erover langs de Straatweg moe en mat. Al dit schoons uit het verleden komt mij thans weer voor de geest. 'k zie me in de bank nog zitten waar op school ik ben geweest. En wij dan, op 8 oktober met oranje op de mouw bij het standbeeld der Victorie zongen van held Kabeljou. 'k Denk aan ereboog en Spargroen bij een koninklijk bezoek hoe ik zelfs stond mee te juichen zwaaiend met mijn Vlaggendoek. 734

Tijdschriften Regionaal Archief Alkmaar

Oud Alkmaar | 1986 | | pagina 8