bovendien in Keulen (de belangrijkste stapelmarkt van die tijd),
Neuss en Andemach.
Het klooster stond in die tijd onder de invloed van de Hollandse
graaf Dirk VI (1121-1157).Zijn moeder Petronella was een halfzuster
van keizer Latharius en dankzij haar invloed werd niet alleen het
klooster in Egmond op een andere religieuze leest geschoeid, maar
ook een tweede klooster in Holland gesticht: het nonnenklooster te
Rijnsburg.
Dirk VI kon het oorspronkelijk niet zo goed vinden met de
belangrijkste geestelijk heer in die tijd in ons land, de bisschop
van Utrecht.Dirks's zwager, graaf Otto van Bentheim, was door
bisschop Herbert van Bierum in 1138 gevangen genomen toen hij in
Twente op plundertocht was.Dirk rukte met een leger cp naar Utrecht
om zijn zwager te bevrijden en omsingelde de stad.De bisschop
bestreed hem met het geloof.Aan het hoofd van zijn geestelijken trok
hij de stad uit, Dirk tegemoet, cm hem in de kerkelijke ban te doen.
De Graaf, hierdoor omtsteld, maakte vrede en verwijderde zich",
schrijft een 19e eeuwse geschiedschrijver (4).Bisschop en graaf
sloten zelfs vriendschap, wat blijkt uit het feit dat Herbert in
1143 de Abdijkerk van het "grafelijke" klooster Egmond
inwijdde.Anderszijds staat vast dat Dirk probeerde om de
bisschoppelijke invloed in de kloosters van Egmond en Rijnsburg
tegen te gaan.Tijdens zijn pelgrimtocht naar het Heilige Land bedong
hij in Rome bij paus Innoventius II in 1140 het voorrecht dat beide
kloosters in het vervolg niet meer aan de Utrechtse bisschop, maar
direkt aan de Heilige Stoel onderworpen zouden zijn.
De paus ging hiermee akkoord, waarmee de kloosters het "jus
marcionis" kregen.Dit recht is een samenvatting van het recht
"mercatus, teloneum et monetae" (markt, tol en munt)(5).Later zijn
inderdaad enkele muntjes van de abdij te Rijnsburg teruggevonden.
In de "voorregtsbrief" van Innocentius aan het klooster Egmond
staat de prijs voor dit privilege: "en toter wisinge en kennisse dat
deze selve cloosters Sinte Pieters recht toebehoren so selten abt
Wouter en dijn nacomelige vier scellinge Vriesker munten ons en
onsen nacomelingen onder enen naem van ene census elkes jairs
betalen."(6)
Egmond bezat dus het muntrecht, maar het is de vraag of daar
gebruik van gemaakt is.Door verscheidene numismaten zijn munten aan
de abdij toegeschreven, maar het onomstotelijke bewijs dat de abdij
munten heeft laten slaan, is nooit geleverd.Stephanik schreef in
1904: "Tot aan de dag van vandaag zijn de munten van Egmond niet
teruggevonden.Ze moeten dus gezocht worden onder de
744