719
Uiteraard was de kretologie, in de trant van "tijdig de bakens verzetten", "open oog
op de toekomst" en "regeren is vooruit zien", niet van de lucht. De voorstanders
van de stoepen vonden een vaardig verdediger in de persoon van "Forens" en later
mr K.A. Cohen Stuart (die m.i. een en dezelfde persoon waren). Zij maakten op
geestige wijze de ijselijke gevaren en het enorme verkeer belachelijk, want ongeluk
ken hadden zich tot nu toe in de Langestraat niet voorgedaan en buiten de spitsuren
kon je er een kanon afschieten. Ook speelde het kostenaspect een belangrijke rol en
verder leefde Alkmaar boven zijn stand, kon geen geld beheren en gaf teveel uit. En
waarom moesten de autobussen door de Langestraat? Konden de passagiers niet in-
en uitstappen op het Kerkplein in plaats van op de Stenen Brug? De gemeente nam
de suggestie over, maar toen werd er van de zijde van de winkeliers geklaagd over
"koude en tocht" op het Kerkplein.
Op 7 april 1924 werd het raadsvoorstel om f. 36.000,— te bestemmen voor de
bestrating van de Langestraat zonder hoofdelijke stemming goedgekeurd. Daarna
gebeurde er lange tijd niets, doch intern werd aan een plan gewerkt. Op 25 januari
1925 wist de Alkmaarsche Courant onder het kopje "Belachelijk" te melden, dat B.
en W. een plan naar Publieke Werken hadden terugverwezen omdat het te duur zou
zijn. De krant had vernomen dat thans het voornemen bestond de straat te asfalte
ren, doch de stoepen intact te laten. "Iets dergelijks komt ons belachelijk voor,
te meer omdat nagenoeg alle aanwonende zich bereid hebben verklaard hun stoepen
voor de te maken trottoirs af te staan". De voorstanders van trottoirs hadden dus
kennelijk niet stil gezeten en boze reacties bleven dan ook niet uit. De vaste brief
schrijver J. Broersma, die zeer gebeten was op aannemer-wethouder Ringers, kwam
verklaren dat de terugwijzing te danken was aan de slappe houding van Ringers, die
het plan weinig krachtig had verdedigd. Hij bepleitte voor de zoveelste maal open
bare aanbestedingen, waardoor alles goedkoper zou worden7). Ene D. wilde in de
Langestraat een grindweg met paardenpad en grasbermen aanleggen. Daf was pas
historisch! Daf zou vreemdelingen trekken!
Ook de landelijke pers bemoeide zich ermee. In het Algemeen Handelsblad van
14 februari 1925 schreef de bekende Henri Polak een stuk over het werk van
de Bond Heemschut en merkte onder meer op: "Alkmaar is een mooie stad. Er is
gelukkig nog niet veel gedempt (en zoo lang de heer Wendelaar burgemeester is, zal
er ook niet gedempt worden)". Dit laatste was in feite een indiscretie en Alkmaar
sprong er dan ook onmiddellijk bovenop. I. Prins Azn gaf als zijn mening te kennen,
dat Polak dit toch niet op bloten gronde geschreven zou hebben. Waarna een
uiteenzetting volgde over de taak van het stadsbestuur en de beloften van Wendelaar
in deze bevorderen van handel, nijverheid en verkeer). Dat dit ook dempen impli
ceerde bleek voor Prins zonder meer vast te staan, want de overheid behoorde alles
te dempen of op te ruimen wat het verkeer belemmerde* De Alkmaarsche Courant
was het hiermee van harte eens en gaf Polak de welgemeende raad zich met zijn
eigen zaken te bemoeien. Polak liet dit niet op zich zitten en antwoordde in het
AHbl. van 28 februari 1925: "Zulke in hunne provinciale eigenliefde, doch gewoon
lijk in vermeende beginsel (bedoeld is: de gemeentelijke autonomie, F) willen
toepassen op een materie, met welke het generlei verband heeft.... Met de schoon
heid van stad en land heeft zij niets te maken. Deze is gemeengoed van alle Neder
landers - kon het zijn: van de geheele menschheid -, wier gemeenschappelijke
culturele belangen gevaar loopen, indien daar met ruwe hand ingegrepen wordt".