L
lijk zóó veranderd konden worden, dat zij voor dat snelverkeer geschikt werden".
Of, zoals Adema op 13 augustus 1924 zou schrijven: "Ware het mogelijk heele
huizenreeksen te verrollen, dan zouden straten als het Scharloo, de Hoogstraat en
zelfs de veelbesproken Krebbesteeg op afdoende wijze verbeterd kunnen worden.
Nu blijft het sukkelen en vindt men overal belemmeringen doordat het verkeer zich
naar de straten en niet de straten naar het verkeer regelen". Adema was kennelijk
voor geen kleintje vervaard en zo te zien verdroot het hem dat hij geen rigoreuze
opruiming kon houden. Maar in de Langestraat kon het wèl en van de herbestrating
zou hij dan ook een prestigezaak maken, daarbij van harte gesteund door de Lange-
straatse winkeliers, die met lede ogen naar de winkeliers op de Laat keken, want die
hadden onlangs een trottoir gekregen. "Hoe is het mogelijk dat men in dezen tijd
aan beide zijden van onze hoofdstraat een verzameling hooge en lage stoepen
laat liggen, onderling door hekjes en paaltjes van elkaar gescheiden, stoepen die
misschien den vreemdeling een schilderachtig stadsbeeld bieden, maar die het steeds
drukkere en snellere verkeer met alle daaraan verbonden gevaren op het smalle
middenstraatgedeelte noodzakelijk maken. Het wordt meer dan tijd deze collectie
oude stoepen, evenals op de Laat, door trottoirs van bazaltine tegels vervangen
worden"3). De eisen van het moderne verkeer en de grote gevaren, welke de win
kelende voetgangers bedreigden, zouden in toenemende heftigheid door de Alk-
maarsche Courant en de ingezondenstukkenschrijvers naar voren worden gebracht.
Een veelgehoord argument was ook, dat Alkmaar geen openlucht museum was en
derhalve niet bestond om zich door den vreemdeling te laten aangapen. "Neen,
Alkmaar moet vooruit! Zelfs ik zou nog verder willen gaan. Maak voor de Steenen
716