het er dan ook wel naar. In 1924 kwam het R.K. Ziekenhuis St. Elisabeth in de
plaats van de oude St. Elisabethstichting in de Emmastraat en in hetzelfde jaar werd
een comité opgericht, dat ging ijveren voor een Centraal Neutraal Ziekenhuis met
Klasseverpleging. Geen overbodige luxe, want het Stadsziekenhuis was nog steeds
gehuisvest in een bouwval aan de Gasthuisstraat. Het had een slechte naam, zodat
ook niet-katholieken veelvuldig van de St. Elisabethstichting gebruik maakten. In
brede lagen van de bevolking was men van mening, dat ook de niet-katholieken
recht hadden op een modern ziekenhuis. De gemeenteraad beloofde medewerking,
met inbegrip van de R.K. Staatspartij. In de praktijk leek het er echter op dat de
rooms-katholieken door vertragingstactieken de stichting wilden saboteren. Toen
het comité zijn oog liet vallen op de Cadettenschool, publiceerde De Tijd een artikel
waarin werd beweerd dat hierdoor het R.K. Scholenplan werd doorkruist, aangezien
de katholieken er een seminarium met pensionaat in wilden vestigen. In een inge
zonden stuk verklaarden B. en W. van geen rooms-katholieke plannen te weten1),
hetgeen niet kon verhinderen dat de R.K. fractie tegen de ziekenhuisplannen
stemde. In de Alkmaarsche Courant verscheen op 28 februari 1925 een lijvig
hoofdartikel, waarin Adema afrekende met Leesberg c.s. Hij schreef o.m.: "Raads
vergaderingen als deze zijn bijzonder interessant, omdat zij doen zien hoever het
geoorloofd is met allerlei beloften en regels van goede trouw te breken, zonder
daarbij de dikwijls onzichtbare grens tusschen een fatsoenlijk mens en een handig
raadslid te overschrijden". Het Centraal Ziekenhuis zou er komen, doch het zou
tot 30 mei 1929 duren aleer het geopend kon worden.
De herbestrating van de Langestraat was eigenlijk een simpele zaak. De autobus, de
automobiel en het motorrijwiel waren hevig in opmars en daarop was de Langestraat
volgens velen niet berekend. Voorts was de evolutie van woon- tot winkelstraat al
ver gevorderd, zodat 2/3 van de panden een winkelbestemming had. Er waren door
de winkeliers zo goed en zo kwaad als het ging stukjes trottoir gemaakt, maar ook
lagen er nog stoepen met paaltjes, hekjes en kettingen. Hoe de straat eruit zag toont
ons een lyrische beschrijving van een voorstander der stoepen: "Men denke voorts
aan het kleureffect der stoepen, welker diepblauw na regen zoo prachtig contrasteert
en tevens harmonieert met het alsdan helder gewasschen geel der kleine steentjes en
het lichter blauw der middenbestrating"2 Jammer alleen, dat de fietsers zich niets
van de politieverordening aantrokken en de kleine steentjes als fietspad gebruikten,
terwijl ook het zwaardere verkeer de volle straatbreedte gebruikte bij uitwijk
manoeuvres.
De verre aanleiding vormde het uitbreidingsplan van 1921, dat een betere door
stroming van het verkeer over de Langestraat voorstond. Hiertoe zou een brug over
de stadssingel worden gelegd, de Scheteldoekshaven en de Lindegracht worden
gedempt en de Lamoraalsluis afgebroken. Er kwam niets van terecht. Op 23 juni
1923 werd de zaak echter actueel door een hoofdartikel in de Alkmaarsche Courant.
Zoals bij alle hemelbestormende denkbeelden was de boodschap eenvoudig: De tijd
van trekschuit en diligence is voorbij, het moderne verkeer stelt zijn eisen, straten
die niet geschikt zijn voor snelverkeer moeten worden aangepast. Het snelverkeer
"zou geen moeilijkheden en geen gevaar met zich brengen als alle wegen gemakke-
715