De Grondboekhouding vóór 1811
door Els van Vliet-Mak
Vanaf de vroege middeleeuwen moeten de terreinmetingen van de landme
ters, die in Nederland werkzaam waren, vooral betrekking hebben gehad
op oppervlaktebepaling ten behoeve van de grondboekhouding, waarbij
waarschijnlijk nog geen kaarten werden vervaardigd, althans daarvan
zijn geen voorbeelden bekend. Vermoedelijk hebben deze middeleeuwse
landmeters, (vanaf de 13e eeuw pas bij name bekend) hun vakkennis
door overdraging van de Romeinse landmeters "agrimensores") verkregen.
Van deze laatsten zijn primitieve kadasterkaarten uit Zuid-Frankrijk be
kend, op brons gegraveerd of uitgebeiteld in marmer. (1)
De behoefte om het grondbezit perceelsgewijs te laten opmeten en om
schrijven, maar later ook in kaart te brengen door vakkundige landmeters,
was vooral aanwezig bij de overheid, instellingen (waaronder kerken,
kloosters, weeshuizen, gasthuizen, enz.) en particuliere grootgrondbezit
ters, die een administratie nodig achtten voor de heffing van tienden,
verponding (grondbelasting) en pachtgelden maar ook ten behoeve van
verkaveling.
Tienden waren in de middeleeuwen een belangrijke bron van inkomsten.
Het tiendrecht gaf de gerechtigde de bevoegdheid van weide- en akker
gronden een bepaald deel van de opbrengst te heffen. (2)
Het heffen van verponding en het innen van pachtgelden werd vaak in
opdracht van de grondbezitter uitgevoerd en geadministreerd door rent
meesters (van de Grafelijke Domeinen) of secretarissen (van dorpen en
steden)3)
Door de eeuwen heen zijn veel landmeters werkzaam geweest in opdracht
van tientallen overheden en honderden particulieren om de grenzen van
percelen op te meten en vast te leggen in registers.
Zo zijn bij de inrichting van de waterschappen in Holland in de 13e eeuw
veel metingen verricht. Door het ontbreken van middeleeuwse archivalia
hierover, zijn weinig gegevens bewaard gebleven. 4)
Registers van perceelsgewijze opmetingen zijn er wel vanaf de 14e eeuw
bewaard gebleven. Genoemd kunnen worden het "bouck van metinge"
van het grondambacht van Monster uit 1378 met de omschrijving van
785 percelen.
Voorts een zogenaamd "verheveningsboek" van de landmeter Lourens uit
1426, opgesteld voor het aanslaan van landerijen (in Zeeland) voor een
grondbelasting. 5) Deze registers, ook wel meetboek, morgenboek, schot-
boek, tiendboek of ommeloper, worden ook wel de "kadasters zonder
kaarten" genoemd. (Daarbij kwamen vanaf de 16e eeuw de verpondings
kohieren) (6)
Het was in de 15e en 16e eeuw gebruikelijk dat de landmeters hun meet
resultaten rapporteerden in de vorm van een register, dat "verbaal van
de metingen" werd genoemd. Een en ander zonder toevoeging van kaarten,
want daar had men gezien de eigen kennis van zaken (men kende het