in Duitsland maakte hij mee en in 1797 die in Italië. In de slag bij
Würtzburg werd hij zwaar gewond, waarna hij bij de vrede van Campo-
Formio de rang van adjudant-generaal verwierf. Toen de oorlog opnieuw
uitbarstte zond Bernadotte hem terug naar het Leger van de Rijn;
hierna was het de moord op de gezanten van Rastadt, die hij gewroken
heeft op de huzaren van Szekler. Uitgezonden naar het gevechtsterrein
om Alkmaar op 27 september 1799 tijdens de al eerder genoemde invasie
heeft een kogel zijn borst doorboord op 2 oktober daarna, waardoor men
hem ten tweeden male al voor dood verklaard had.... 1)
Hoewel het zeker interessant zou zijn om hier 's-man's verdere belang
rijke daden na te gaan, dient hiervan te worden afgezien in verband met
de beschikbare ruimte: zij zijn namelijk wederom bepaald talrijk. Volstaan
worde daarom hier met de mededeling, dat Maison na de tweede Engelse
inval, nu op Walcheren, onder bevel van de Maarschalk Oudinot de
Hertog van Reggio, weer in de Bataafse Republiek terug bleef om daar
het commando over een divisie Infanterie op zich te nemen, als generaal
dus.
Waarschijnlijk is de Generaal omstreeks de jaarswisseling 1810-1811 te
Alkmaar in garnizoen gekomen. Zulks vloeit voort uit een brief, die in
de plaatselijke "Missives" over 1811 in het Stadsarchief bewaard is ge
bleven, gedagtekend 4 februari van laatsgenoemd jaar. 2) Dit stuk is
herkomstig van de Maire, Mr.Gijsbert Fontein Verschuir. Deze richtte
zich daarin tot de generaal met de mededeling bezoek te hebben gehad
van adjudant Chaussier, om een woning voor zijn chef met zijn familie
3.) aangezien hij niet de dupe wenste te worden van huizen-verhuurders,
die exorbitante prijzen zouden willen vragen. De Maire had de adjudant
verzekerd, dat hij van de allerbest denkbare wil was om de generaal van
nut te zijn door diens belangen te dienen. Daarom verzekerde Mr. Fontein
Verschuir order te hebben gegeven om een lijst op te stellen van ter
plaatse leeg staande woningen, die passend zouden kunnen zijn. Geble
ken was evenwel dat hier nergens een enkel zodanig pand aanwezig was,
dat de generaal met zijn familie zou kunnen conveniëren. Misschien zou
het wel mogelijk zijn ergens kamers te huren, zoals laatstelijk met succes
was geschied ten behoeve van de Baron de Pourailly, kolonel van het
24e Regiment van Linie. Deze immers had daarmee genoegen genomen.
Huizen, geschikt voor opname van een familie van eerste klasse waren
hier uiterst schaars. Gemeubileerde huizen waren hier niet te koop. Ook
was het noodzakelijke meubilair ter plaatse niet verkrijgbaar; dat zou
alleen uit Amsterdam gehaald kunnen worden, hoewel onder de gegeven
omstandigheden was zoiets onmogelijk wegens de ingevallen vorst. Niet
temin sprak de Maire bij herhaling de wens uit om het verblijf hier zo
aangenaam mogelijk te kunnen maken. Wèl bezat Fontein Verschuir in
tussen de handigheid in zijn brief aan de generaal te vragen op grond
van welk reglement of van welke wet het voldoen van de kosten wegens
huisvesting, enz. berustte. Eindelijk verzocht hij hem ook om toch voor
al geen gehoor te geven aan personen, die hem mogelijk geïnspireerd
hadden ten aanzien van bovenbedoelde door hem ingebrachte bezwaren.
In ons Alkmaarse notariële archief zijn twee acten bewaard, allebei
gepasseerd ten overstaan van de plaatselijke notaris (en advocaat)
Mr.J.G.de Loches op de 14e maart 1811, waarin Maison's naam en hand
tekening voorkomen. In de ene daarvan verklaarde hij in tegenwoordig
heid van Jaques Alexis Hardyau, ridder in de Orde van de Unie en ko
lonel van het 124e Regiment Infanterie van Linie in Franse dienst en