Naar aanleiding van klachten over de onredelijke verdeling van de ver
ponding in de Meierij van Den Bosch, beval de Raad van Staten in 1791
het opmeten van de gronden en het opmaken van een kadaster van dat
gebied. Een groot aantal landmeters werd aangesteld met de opdracht de
grootte van de percelen te berekenen, deze in kaart te brengen, te num
meren en te boeken in een register "maatboek" genoemd. In 1794 werden
belastingaanslagen vastgesteld waaraan alleen de goedkeuring van de
Raad van State nog ontbrak. Deze werd uitgesteld door de omwenteling
van 1795 (28).
Toen de Bataafse Republiek tot stand was gekomen bleek al gauw dat men
orde op zaken moest gaan stellen ten aanzien van de inkomsten van de
nieuwe Staat. De schulden van de provincies werden o.l.v. J.A.Cogel
samengesmolten tot één staatsschuld, ter dekking waarvan nieuwe belas
tingen werden ingevoerd. Eén van die belastingen was de "verponding
met direkte inning", ge'e'n verpachting zoals vroeger dus (29).
Het duurde tot 1807 voordat Raad van State, ministers en volksvertegen
woordiging naar Frans voorbeeld besloten tot een perceelsgewijze kadastra
le opmeting van het hele land. Koning Lodewijk Napoleon had het oor
spronkelijk ontwerp nog zodanig gewijzigd dat er niet met een eigen aan
gifte zou worden gewerkt, maar dat alle eigendommen door "schatters van
de koning" opnieuw zouden worden opgemeten, waarna tevens de huur
waarde ervan zou worden bepaald. Voor de uitvoering van het besluit
tot perceelsgewijze opmeting, grootte berekening en kartering werd het
land verdeeld in 111 ontvangdistricten.
De opmetingen en het schatten van de perceelsgrootte hebben veel men
sen beziggehouden. Alle energie die werd besteed om te komen tot een
opzet van dat belastingkadaster, bleek voor niets te zijn geweest. De
metingen waren al ver gevorderd (64 districten waren afgewerkt), toen
na de inlijving van het Koninkrijk Holland bij het Franse Keizerrijk in
1810 de Franse grondbelasting voor Hollandse departementen werd inge
voerd, die niet gebaseerd was op de huurwaarde van de onroerende
eigendommen, maar gerelateerd was aan de opbrengst ervan. (30) Het
gevolg was dat zowel de registers als de kaarten van het Hollandse ka
daster voor een deel door de Franse hoofdambtenaren werden afgekeurd.
Er moest in Nederland een nieuwe perceelsgewijze opmeting en schatting
uitgevoerd worden, waarmee al in 1811 werd begonnen. Deze werkwijze
vormde de basis van de uitvoering van ons huidige kadaster.
Els van Vliet-Mak
676