Een tumult vóór de viering van het ontzet in 16 0 0 Op 12 december 1601 ontving de Alkmaarse notaris Huijbert Jacobsz. van der Lijn een viertal stadgenoten, drie vrouwen en een man. Zij waren gekomen om een verklaring af te leggen ten behoeve van hun mede-poorter Cornelis Claesz. Verwer, over een gebeurtenis, welke zich enkele maanden eerder ter plaatse afgespeeld zou hebben. Die comparanten heetten toen d'eersame Abraham Lievensz, oud 27 jaren, Cerburch Cornelisdochter, weduwe van Jongejan Walichsz .Gorter, van 49, Claesgen Dircx dochter, de huisvrouw van Willem PieterszCalck- brander, van 44 en Maritgen Jans de vrouw van Louris Cornelisz. Gorter, van 32 jaren. Opgeroepen waren zij om te melden wat hun be kend was over een feit, dat zich moest hebben toegedragen op de voor avond van de Alkmaarse victorie-viering, dus, zoals dit in de acte ver meld werd "daechs voor d'ontsettinge deser steden naemptelick opten Vllen Octobris lestleden", derhalve in 1600. Het is bij verloop van tijd al meermalen gebeurd, dat het de Alkmaarse stadsregering moeilijk is gevallen om de feestgangers wanneer het ont- zetfeest op handen was in bedwang te houden. Zo kan het dan ziin, dat in het juist genoemde jaar de overheid reeds enigzins willende anticiperen op losbrekende wanordelijkheden enig militair vertoon ge lastte. Ook schijnt het mogelijk, dat de stadswacht uitgezonden werd met een bepaalde zending als doel bijvoorbeeld om de een of andere delinquent te pakken te krijgen. Duidelijk wordt dit uit de verklaringen van de betrokkenen in ieder geval niet. Het notariële relaas dan begint met de mededeling, dat de stadswacht op 7 october 1600 uitrukken moest 's avonds te 8 uur "also het seer licht maenschijn weer was". Zij was op haar tocht allerminst ongewapend, want men voerde "hellebaarden en ander geweer in de hand". Er werd halt gehouden voor het huis van een van de poorters die naast of achter zijn huis er een ververij op na hield elkeen zal destijds wel hebben geweten waar, want het stuk laat ons volledig in het ongewisse. Nadat het groepje voor een moment van overleg staande gebleven was voor het huis, is men, zonder behoorlijk aan de deur te hebben geklopt, aan stonds de poort binnen gegaan ten oosten van de woning, waar de toe gangsdeur was tot 's - man's ververij. Daar klopte toen de wacht aan, waarop zij terstond werd binnen gelaten. Wat er toen zich afspeelde wisten de getuigen niet maar bij een kabaal, dat te horen viel op een afstand van vele huizen in de buurt, hoorden zij de knecht van Corne lis Claesz "roepen en crijten wat heb ick gedaen wat heb ik gedaan, waer wilt gij met mij heenen Wèl hadden de getuigen enkele soldaten van de wacht, die de dienstmaagd van de verver mee wilden hebben, horen roepen "die verbruijde hoer die bijt, deursloot ze I "De mannen poogden de meid de steeg uit te slepen en te trekken. Maar onder de kreet "Moet ick mede ick heb geen muijlen an" verweerde zij zich kor daat terwijl de poort uit zichzelf dichtviel. Toen lichtten de soldaten de poort uit haar hengsels en smeten de deur te water. Bij die operatie 646

Tijdschriften Regionaal Archief Alkmaar

Oud Alkmaar | 1985 | | pagina 4