paalde opvattingen op zeker moment algemeen worden aanvaard en de een
de ander naschrijft, met als konsekwentie dat afwijkende meningen worden
genegeerd, of wel al te gemakkelijk verworpen.
Die afwijkende meningen zijn er wel degelijk geweest, b.v. die van Opper-
mann, die stelt dat de bewerker van de vita van Ruopert klaarblijkelijk
de bedoeling heeft gehad Adelbert in verband te brengen met het klooster
van Egmond en de eerste Hollandse graven, welk verband er in de oor
spronkelijke vita niet was. De Hollandse graven zouden de abdij van Eg-
mond meer luister hebben willen bijzetten, reden waarom het stoffelijk
overschot van Adelbert van de St. Baafsabdij te Cent naar Egmond is
gevoerd. Inderdaad zijn er gegevens, die erop wijzen dat de abdij van
Egmond door monniken uit Cent is gesticht en verder geeft Wattenbach
een lijst van relikwieën, welke de monniken van St.Bavo te Cent na de
invallen der Noormannen in hun klooster terugvonden. 2).
Onder deze relikwieën bevonden zich die van S.Adalberti confessoris.
Eigenlijk is dit al een afdoende bewijs en het is opmerkelijk, dat geen
van de recente auteurs met dit gegeven komt aandragen., terwijl men het
toch bij Oppermann kan nalezen. 3). Het paste echter niet in het gang
bare verhaal.
Maar als er te Egmond de eeuwen door een Adelbert-cultus is geweest,
waar blijkt die dan uit? Men kan er vrede mee hebben dat onder de 77
inwoners van Alkmaar, die in 1116 beloofden hun tienden te betalen, niet
één Adelbert wordt aangetroffen. Want wellicht was in die tijd nog het
besef aanwezig dat Athalbert "van edele geboorte" betekent, zodat de
boeren en vissers in het Alkmaarse zich niet gerechtigd achtten een zoon
aldus te noemen. Maar ook onder de Noordhollandse adel komt de naam
niet voor, noch wemelde het in later eeuwen in deze streek van de
kleine Adelbertjes. En dat terwijl de bevolking hem onophoudelijk zou
hebben aangeroepen vanwege zijn vele wonderen, zoals de Vita ons wil
doen geloven. Men vraagt zich trouwens af hoe het kon gebeuren dat
de bevolking, die blijkens verschillende auteurs de H. Adelbert in een
eigen "gedachteniskapel" vereerde, zo maar van het gebeente van de
favoriete streekheilige kon worden beroofd, omdat dit zo nodig naar een
nonnenklooster moest (waar mannelijke devoten geen toegang hadden).
Een wel zeer onwaarschijnlijk verhaal!. En er zijn meer onwaarschijnlijk
heden. Zo zal men in de bekende 7 delen van Crijpink, die geheel Hol
land en Zeeland (uitgezonderd West-Friesland) bestrijken, niet één kerk,
kapel, altaar of officie gewijd aan St.Adelbert aantreffen. Maar ook in
West-Friesland zijn ze er niet. B. Voets, die "de verhouding van de
abdij van Egmond tot hare Hollandsche parochies" heeft trachten te be
schrijven in de bijdragen van het bisdom Haarlem 1948) moet concluderen,
dat niet één der kerken en kapellen onder het patronaat van Egmond de
verering van St.Adelbert heeft overgenomen. Volgens hem heeft de abdij
de gelovigen vertrouwd gemaakt met de verering van St.Nicolaas.
En dat kerken patroonheiligen als Laurentius (Alkmaar en Oudorp),
Agnes, Andreas en Pancras kozen, moet volgens hem worden toegeschre
ven aan het feit dat de abdij relieken van deze heiligen bezat. Een wel
zeer zwak argument, want de abdij bezat relieken van ongeveer de ge
hele rooms katholieke heiligenkalender, zoals we nog zullen zien. Ergo
St.Adelbert is in geheel Holland en Zeeland niet vernoemd, terwijl men
hem toch rustig kon vernoemen, want hij was een echte heilige, die in
verschillende heiligenkalenders en litanieën wordt genoemd. Zij het dan
wel te Brussel, Trier, Stavelot en Abbeville. 4). Men kan erover twisten
of in een aantal gevallen niet de H.Adelbertus van Praag is bedoeld.