DE MYTHE VAN ST. ADELBERT
De heilige Adelbert staat momenteel in het centrum van de belangstelling,
met als gevolg een bescheiden stroompje van boeken, tijdschriftartikelen
en krantenberichten, die hem en zijn Égmondse abdij tot onderwerp heb
ben. Er wordt geschreven over "nieuwe gegevens" die tot "nieuwe in
zichten" zouden hebben geleid en verder wordt grote waarde gehecht
aan het door C.J.R. Maat (van het Laboratorium voor Anatomie en Em
bryologie te Leiden} verrichte onderzoek van het aan Adelbert toege
schreven gebeente. Om met het laatste te beginnen: Ik stel vast, dat
een onderzoek volgens de C14-methode weliswaar in het vooruitzicht
werd gesteld, maar (nog?) niet heeft plaatsgevonden, alsook dat de
resultaten van het onderzoek-tot-dusverre irrelevant zijn m.b.t. mijn
onderwerp. En wat die nieuwe gegevens betreft, ik heb getracht die te
ontdekken, doch moest constateren dat alle recentelijk verschenen publi
caties zich baseren op de reeds lang bekende uitgangsstellingen en tra
dities. Het nieuwe licht moet dan ook nog komen. In afwachting hiervan
kan het geen kwaad de praemissen nog eens aan het papier toe te ver
trouwen. Deze zijn:
1. Adelbert heeft in Kennemerland gewerkt en is 740 te Egmond begra
ven
2. Direct na zijn dood was er een Adelbert verering en deze bestond nog
steeds toen twee eeuwen later te Egmond een klooster werd gebouwd.
3. In 922 schonk koning Karei de Eenvoudige aan graaf Dirk I van Hol
land de kerk van Egmond.
4. In 930 liet Graaf Dirk te Eqmond een houten nonnenklooster bouwen.
waa"rheen hij het gebeente van Adelbert liet overbrengen.
5. In 950 werd het houten nonnenklooster vervangen door een stenen
mannenklooster: de abdij van Eqmond.
De gegevens stammen uit het archief van de abdij van Egrrond zelf en de
voornaamste bron is wel de Vita St. Adalberti, die omstreeks 990 geschre
ven zou zijn door Ruopert van Mettlach. Deze zou in opdracht van aarts
bisschop Egbert van Trier 977-993) de onder de bevolking levende her-
innerinqen aan St. Adelbert hebben verzameld. De relatie tussen het
klooster te Mettlach a.d.Saar en Egmond zou te verklaren zijn door het
feit dat aartsbisschop Egbert een zoon was van graaf Dirk II van Holland.
De originele vita van c.990 bestaat niet meer, zodat we slechts over af
schriften beschikken. Het heeft weinig zin te strijden over de vraag of de
ons bekende tekst nu uit de 11e eeuw (Meilink) dan wel uit de 2e helft
van de 12e eeuw (Oppermann) stamt. Duidelijk is - en daar zijn alle ge
leerden het over eens - dat de tekst van Ruopert niet ongerept is over
geleverd, maar voorzien is van latere toevoegingen. Verder heeft Ruopert
(of zijn bewerker) gebruik gemaakt van literaire bronnen, zoals Alcuinus'
Vita S.Willibrordi, de Vita S.Martini van Sulpicius Severus enz. Dat er
inderdaad een 10e eeuwse Ruopert van Mettlach is geweest, wordt volgens
605