Direkt onder het negen-ruits raam stond een tafelkastje en daar tegen aan een moderne tafel met latten er onder en een paar eetstoelen. In de hoek stond een leunstoel en daarnaast bij de vuurkast het stoeltje van mevrouw Kindt: "Een moeilijk stoeltje met een pootje van voren; een kreng van een ding. Mijn man is er nog eens mee gevallen. Later hebben we het weggedaan. We hebben er wel mee gelachen". In de andere hoek naast de vuurkast was de bedstee, waar het echtpaar sliep en ook een kast. Kleine Jaap (geboren 22-8-1927 in St. Pancras, maar het hoorde onder Koedijk) sliep in een klein ledikantje en Gerrit (geboren 24-9-1932) lag in zijn wiegje. Gerrit werd, zoals gezegd, in het Hofje geboren. "M'n man maakte een rek in de bedstee, waar we overdag het ledikantje van Jaap opgeklapt konden wegbergen". "Naast de bedstee tegenover het raam stond het 'buffetje', een kastje met een grote spiegel erop. En daarnaast door een deur kon je met een trap naar boven komen. Vroeger was daar wel een bedstee geweest. Boven was het een rommeltje. De vloer was er oneffen, doordat allerlei planken over elkaar heen gespijkerd waren. We hadden er eerst een bed staan en hebben er nog een tijdje geslapen. Maar het was er niet netjes en mijn man kon de trap niet op- en af komen". Het Hofje was erg gezellig. Ik was toen 25 jaar. Vaak ging ik ramen lap pen of de gele steentjes schrobben bij de oudjes. Samen met de buur vrouwen Torenbeek en Pennikhof deden we het voor iedereen. Dan tikte oude mevrouw Hart tegen het raam en maakte een drinkgebaar. Dan moest ik koffie komen drinken. Mevrouw Hart is al heel gauw ge storven. Ik hield veel van haar en zij van mij. We hebben ontzettend veel gezelligheid gehad. Ze leefde erg met de kinderen en zo. Mevrouw Hart was vrijzinnig hervormd en haar man streng orthodox (later zijn ze uit elkaar gegaan). Zij woonde tegenover mevrouw Kindt. Mevrouw Hart en mevrouw Bruin woonden "onder de vleugels van de kerk". Naast mevrouw Kindt tegen de Kanaalkade woonde eerst mevrouw van Dijk. Later de familie Torenbeek. Mevrouw van Dijk was een echt oud vrouwtje, zij was doopsgezind. Net als mevrouw Hart had ze altijd een zwart wollen harseslap om. Ook buurvrouw Zeine droeg een harses- lap, maar minder vaak. Mevrouw Zeine (in het hoekhuisje naar de Koningsweg) was een pittig oud vrouwtje, wel humeurig en een beetje eigenaardig. Haar zoon en zijn vrouw Guurtje woonden over het Kanaal en waren erg lief voor hun moeder. Mevrouw Zeine overleed in het ziekenhuis; zij werd over de tachtig jaar oud. Vóór mevrouw Zeine woonden in dit hoekhuisje de ouders van mevrouw Kindt. Vader Dekker was hervormd, moeder was dooplid, maar niet aangenomen. Tussen mevrouw Zeine en de familie Kindt woonde de familie Pennikhof, een ouder echtpaar; ze waren hervormd. "Buurman Pennikhof heeft de vroedvrouw nog voor me gehaald, want mijn man kon het niet meer." In het huisje zat een kraan boven de grond met een emmer er onder; er was geen gootsteen of wastafel of zo. De pomp op de binnenplaats heb ik niet meer gekend. Mijn man kocht op de Nieuwesloot wat ijzer werk bij de tweedehands ijzerhandel van Nierop. Van dat ijzer en hout maakte hij toen een gootsteentje met zeil er op. Via een oude auto-uit laat maakte hij een afvoer van het gootsteentje naar buiten naar de goot, die voor de deur langs liep. Hij maakte er ook eentje voor Pennikhof en voor Pels. 620

Tijdschriften Regionaal Archief Alkmaar

Oud Alkmaar | 1984 | | pagina 22