het ene privilege na het andere van de paus verwierf "zonder opdracht van de abt, die er soms mee verlegen zat". 32). En met betrekking tot het geknoei met de relieken stelt hij: "Wij menen er niet aan te mogen twijfelen, of de abt is ook hier weer het slachtoffer geworden van de misplaatste ijver van zijn bovengenoemde procurator". Wij van onze kant betwijfelen of abt Cerard van Poelgeest inderdaad zo argeloos was. Al thans, toen deze in 1464 in functie trad, ging er kennelijk een andere wind waaien, hetgeen niet alleen leidde tot de verwerving van de pri vileges van 1465 en 1473, maar ook b.v. tot de herordening van het archief en de bibliotheek en de verbetering van de financiële admini stratie. Verder heeft hij de relieken wel degelijk geaccepteerd, zodat de imposante plechtigheden konden plaatsvinden welke Hof op blz. 242 beschrijft. Hof haalt de Utrechtse bisschop Hartbert erbij, die zich in 1143 bewonderend uitliet over het grote aantal relieken, en hij merkt op: "Een blik op de reliekenlijst, overgeleverd door Balduinus, over tuigt ons dat dit gezegde van de bisschop geen oratorische franje was". O zeker, in 1143 zullen er ongetwijfeld al vele relieken aanwezig zijn geweest (en niet tot eenieders genoegen, zoals we gezien hebben in het geval van de monnik Frederik), doch tevens is duidelijk mits men de reliekenlijst van 1 520 33) naast het artikel van Van Celder legt -, dat een aanmerkelijk deel der relieken eerst in de jaren 1466-1468 is verworven. Uit bedoelde lijst blijkt tevens dat de collectie nog andere pronkstukken telde, o.a. een stukje van de baard van Petrus, een stukje van de stenen tafelen van Moses, een stukje van zijn staf, haar van de H.Maagd, water uit de Jordaan en een reliek van de Samaritaanse Vrouw. Keren wij terug naar St.Adelbertus. Bij de zendingen uit Duitsland bevonden zich geen relieken van deze heilige. Als de abdij er behoefte aan had gehad dan zouden ze ongetwijfeld door een of ander Duits klooster geleverd zijn, maar dat was niet nodig, want Egmond had ze al. Er zijn twee mogelijkheden: óf het corpus van Adelbert is inderdaad door monniken uit Cent meegenomen (en er is een sterke aanwijzing dat dit inderdaad zo is, zoals we gezien hebben), óf het is later in Egmond opgedoken en dan is er zeker bedrog in het spel. Dit is dan niet in de 15e eeuw gebeurd, maar vóór 1113. Immers, reeds in de 12 eeuwse wij dingsberichten komen merkwaardige relieken voor (zoals van de Sama ritaanse Vrouw, van Maria Magdalena e.d.), welke alleen via louche leveranciers verkregen kunnen zijn. Van andere merkwaardige relieken (o.a. de Baard van Petrus) is het tijdstip van verwerving onduidelijk; vermoedelijk is er de eeuwen door in suspecte relieken gehandeld. Blijkens het wijdingsbericht van 1113 (overigens alleen in de 15e eeuws afschrift bekend) was St. Adelbert toen al in Egmond. We zullen zien of we hem verder kunnen terugvoeren. We hebben in het voorgaande geconstateerd dat schedels uit Duitsland werden verzonden, met daaraan de namen der heiligen bevestigd. Men zal de schedels, botten, been fragmenten e.d. niet open en bloot hebben verstuurd, doch ze zullen naar de gewoonte des tijds in zakjes genaaid zijn geweest, met daaraan een perkamenten strook met de be schrijving. Ook aan de relieken van St.Adelbert was een perkamenten strookje bevestigd. Het schrift zou door dr. Obbema van de U.B. Lei den herkend zijn als 10e eeuws. 34). Cordfunke maakt hiervan "ca. 950", zodat de tekst en de stichting van de mannenabdij dus samenval len. Het kan zijn, maar toch heb ik mijn twijfels, aangezien ik het lettertype herhaaldelijk in veel jongere stukken ben tegengekomen, 615

Tijdschriften Regionaal Archief Alkmaar

Oud Alkmaar | 1984 | | pagina 17