der!), maar desalniettemin rijst de vraag of er wellicht toch iets met die relieken aan de hand was, alsook of Frederik de enige was die twij felde (of hield de rest wijselijk zijn mond?). Overigens is deze alinea niet meer dan een hypothese, die ik de geleerden gaarne ter overweging aanbied Voorts dit. Wat mij steeds weer opvalt in opgravingsberichten uit deze streek - en ik volg ze al jaren - is het gat tussen de 2e/3e eeuw en de 9e/10e eeuw. Dat wil zeggen, er wordt romeins aardewerk gevonden uit de 2e/3e eeuw en men vindt inheemse huisplattegronden en voorwerpen uit de 9e/10e eeuw en daartussen zit niets, zodat men wel moet conclu deren dat het land in de tussenliggende periode onder water heeft ge staan. Dit impliceert uiteraard, dat de HH.Willibrordus en Adelbertus hier dan ook niet geweest kunnen zijn om putjes te graven en heilige eiken te kappen. Dit nu plaatst de historici en archeologen voor een dilemma en ik constateert dan ook dat zij het vacuüm trachten te ver doezelen met vage redeneringen, alsmede door voortdurend met de term "karolingisch" te schermen, aldus meer suggererend dan bewerend dat er nooit een vacuüm is geweest. Ik hoop deze kwestie in een afzonder lijke publicatie te behandelen en volsta voorlopig met te vermelden, dat er ook in Egmond karolingische scherven gevonden zijn, te weten 26, waarvan er 11 niet te dertermineren zijn 23). Ook wordt beweerd dat de bewoning niet verder teruggaat dan de 9e eeuw 29), hetgeen zich niet laat rijmen met de bewering dat er "menselijke activiteiten" zijn geweest "zeker vanaf de 8e eeuw" 25). Dit zijn dan menselijke activitei ten die, precies zoals de Adelbert-verering, geen sporen hebben nage laten. Het vermoeden rijst dan ook dat, blindvarend op de Vita S.Adal- berti, men de "apostel van Kennemerland" (obiit 740) als een vaststaand gegeven heeft aangenomen en de "menselijke activiteiten" naar hem toe zijn geredeneerd. Dit is ook een methode uiteraard, doch een die pre cies van de verkeerde kant begint. Hoe verwarrend de situatie is, wordt duidelijk als we constateren dat er maar liefst vier plaatsen van Adelbert-verering worden aangewezen: 1. de gedachteniskapel met put, 2. de door graaf Dirk I gestichte kerk, 3. het houten nonnenklooster, 4. de stenen mannenabdij. Volgens Hof waren 1 en 2 identiek, met dien verstande dat de onder 2 genoemde kerk aan Dirk werd geschonken en niet door hem gesticht. 26). De recente publicaties sluiten bij deze visie aan, doch ik herhaal dat er geen schijn van bewijs is dat er in 922 al een Adelbert-verering was, tenzij we de onwaarschijnlijke verhalen in de Vita S.Adalberti als bewijs wensen aan te merken. Tevens behoort men het falsum van 922 als uiterst dubieus te beschouwen, m.a.w. het is zeer de vraag of de kerk van Egmond toen reeds bestond. Met het houten nonnenklooster is ongeveer hetzelfde aan de hand. Volgens verschillende historici heeft het nooit bestaan, ergo het is een fabel van Ruopert of zijn bewerkers. Hof is weliswaar geneigd wèl het bestaan ervan aan te nemen, doch hij is verre van zeker van zijn zaak. Nu heeft men onder de stenen abdijkerk karolingische paalgaten gevon den, die een houten gebouw van 13* x 6J meter doen vermoeden, zijnde volgens de nieuwste inzichten het houten nonnenklooster. In dit klooster, dat noord-zuid was gericht, zou zich dan weer een (houten) kapel heb ben bevonden. Ik heb mijn bedenkingen. Voor een klooster zijn name lijk de afmetingen wel erg aan de krappe kant, vooral als er ook nog een kapel van af moest. Maar het zal ongetwijfeld een knusse boel zijn 612

Tijdschriften Regionaal Archief Alkmaar

Oud Alkmaar | 1984 | | pagina 14