over de Stadsarmenschool, die 50 a 60 leerlingen telde en in de voormalige Doopsgezinde kerk gevestigd was. In 1848 volgde een enquête naar de bijzondere scholen der 2de klasse. In 1859 trachtten de leden W. van der Kaaij en J.J. de Celder de Maatschappij tot een openlijke uitspraak te be wegen inzake de coëducatie bij het openbaar onderwijs. "Tegen de sinds jaren zorgvuldig opgewekte en gevoede schoolwet-agitatie en religiestrijd wordt geen contra-agitatie verlangd. Maar nu de openbare school zo heftig wordt aangevallen, mogen toch hare voorstanders door hun zwijgen niet de verdenking van lauwheid en onverschilligheid op zich Iaden". Zij verzoch ten een buitengewone vergadering, doch het hoofdbestuur vond dit niet raadzaam. Toen in 1868 Van der Kaaij en De Celder meenden te constateren dat het bijzonder onderwijs zich van de openbare scholen trachtte meester te maken, trokken zij wederom aan de bel en eisten bij rondschrijven van 23 februari 1869 opnieuw een buitengewone vergadering. Het hoofdbestuur had deze brief ernstig ontraden en tekende bij voorbaat protest aan. Ondanks adhaesiebetuigingen uit het gehele land trok Alkmaar de brief in. Het Nut zou voorstander van het openbaar onderwijs blijven, doch kenne lijk uiterst behoedzaam. Volksbibliotheek Op 11 januari 1804 werd voorgesteld een commissie tot stichting van een volksbibliotheek in te stellen. Deze werd op 15 april 1807 geopend in een lokaal van het Casthuis, dat door de regenten van die instelling welwillend beschikbaar was gesteld. Aanvankelijk was de bibliotheek alleen 's winters open, te weten een avond per week. De lectuur was zorgvuldig geselec teerd, want "door de nauwlettende zorg van hen, die met het bestuur van die inrichting zijn belast, wordt al wat schadelijk is geweerd, en gezorgd dat alleen voedende of onschuldige spijze den behoeftigen wordt aangebo den". De leesspijze werd als voedzaam ervaren indien zij de goede zeden, de godsvrucht of de huiselijkheid aanmoedigde. In 1 903 werden bij wijze van proef ook in april-juni boeken uitgeleend. Deze proef slaagde, want 112 lezers meldden zich. In 1908 werd de boekerij overgedragen aan de Openbare Leeszaal, doch de Commissie voor de Volksbibliotheek bleef tot en met 26 april 1913 bijeen komen. Naai- en Breischool Op 17 september 1839 stelde het departement een commissie in, die de mo gelijkheid tot stichting van een naaischool voor behoeftige meisjes zou on derzoeken. De commissie stelde voor 5 of 6 meisjes bij een naaivrouw in de leer te doen en daarvoor een bedrag van 50,- uit te trekken. Omstreeks 1844 werd een Dames-Commissie ter opleiding van Behoeftige Meisjes met het project belast, met als resultaat dat een avondschool werd opgericht. Op 17 december 1844 bracht de damescommissie haar eerste verslag uit. De verhouding tussen het departement en de dames, die kennelijk hun eigen weg gingen, was opmerkelijk koel. Zo werd reeds in 1844 gesteld: "Het Departement heeft niets anders bedoeld dan te doen ophouden den staat van slordigheid in de kleeding..zonder egter eenigszins de bedoe ling te hebben om naaisters, veel min bekwame naaisters te vormen, welke bedoeling in het nadeel daardoor aan gevestigde naaisters te veroorzaken aan het zelve dan ook geheel ten onregte is tegengeworpen". Ook had het departement bezwaar tegen het uitdelen van de vervaardigde kledingstuk ken aan behoeftigen. Immers, de taak van het departement was niet de armoede te lenigen, doch deze te voorkomen. Ook vroegen de heren zich 579

Tijdschriften Regionaal Archief Alkmaar

Oud Alkmaar | 1984 | | pagina 9