ger tijd in een verbeter- en gekkenhuis had verwezen) en ijveraars voor het algemeen, voor algemeen welzijn, voor algemene weldadigheid enz". Op het einde van de 19e eeuw zou de Maatschappij als voorvecht ster van het neutraal onderwijs de gereformeerden en rooms-katholieken tegenover zich vinden. De voornaamste oorzaak waardoor de Maatschappij tenslotte zichzelf zou overleven was de wetgeving op het gebied van onderwijs, woningbouw en sociale zorg. Voorts ook de organisatie vanuit de arbeiders zelf. De opheffing van de arbeidersmassa uit de verschrikkingen van de in dustriële revolutie, waartoe het Nut zeker heeft bijgedragen, leidde tot verenigingen, cursussen en volkshogescholen voor en door de arbeiders, met als gevolg dat zij de dames en heren van het Nut niet meer nodig hadden. Dat daarbij de denkbeelden loodrecht op elkaar kwamen te staan, was niet te vermijden. Want enerzijds bleef het Nut te lang blind voor het feit dat armoede een economisch gegeven is en alleen kan wor den bestreden met aan de economie ontleende machtsmiddelen, te weten organisatie, offer en strijd, terwijl anderzijds onder de arbeiders een diep wantrouwen ontstond tegen het Nut, dat te lang de oorzaken van de armoede in de mens zelf zocht. Door de inwerking van de godsdienst en door onderwijs kon de luie pauper zich zedelijk verheffen en een bekwaam en nijver handwerksman worden, waarmee zijn werkloosheid zou zijn opgelost. Het Nut richtte zich dan ook niet zozeer tot de allerlaagsten op de sociale ladder (bede laars, dronkaards, werkschuwen e.d.), wat die waren toch niet meer te redden, maar op de goedwillende werklieden en kleine neringdoenden. Toen sedert 1885 in de algemene vergaderingen van het Nut ook sociale vraagstukken aan de orde kwamen en vooruitstrevende figuren de stan denmaatschappij probeerden te doorbreken, o.a. door het bepleiten van algemeen kiesrecht, ondervonden zij veel weerstand in de departementen, die nog lang niet zo ver waren. Sommige nieuwlichters zagen zich ge dwongen op te stappen. Dat dientengevolge ook de arbeiders afhaakten was een logisch gevolg: Zij zagen in dat zij van het Nut weinig te ver wachten hadden en dat ze het zelf zouden moeten doen. Dit geldt ove rigens alleen voor de intelligente en bewustlevende arbeiders; het over grote deel van het proletariaat werd en wordt evenmin door de arbei dersbeweging als door het Nut bereikt. Maar vermoedelijk haakten ook vele Nutsleden af, al is dit moeilijker te constateren. Ik kan mij echter voorstellen dat nogal wat idealistische Nutsleden het geloof in de Nutsgedachte verloren bij het zien van de rauwe werkelijkheid. Want ondanks de optimistische filosofieën over het goede in de mens en ondanks meer dan een eeuw Nutswerk, opbouwen de geschriften en hoogstaande lezingen bleek de "minvermogende" niet bereid de door het Nut uitgezette paden te betreden.. De harmonische maatschappij van vaderlijke patroons en godsvruchtige, drankvrije en welgemanierde werklieden is er dan ook niet gekomen. De samenleving is integendeel een richting opgegaan, die velen niet voorzien en ongetwijfeld ook niet gewenst hebben. In plaats van gun sten voor de arbeiders die zich yvaardig betoonden ontstond eft een ar beidersbeweging die recht voor allen eiste.

Tijdschriften Regionaal Archief Alkmaar

Oud Alkmaar | 1984 | | pagina 5