Werden er kinderen gebakken in de kalkovens In de Alkmaarsche Courant van 22 Februari 1889 las ik een artikel waarin de kalkovens aan het Zeglis in Alkmaar omstreeks 1720 een bijzondere rol speelden. De houtsnede naar de geestige tekening "de Volewijk" van Marie ten Kate in een der jongste nummers van Eigen Haard geeft mij het volgende in de pen. Of in de moderne kalkovens van de heer Stoel nog iets anders gefabri ceerd wordt dan kalk, weet ik niet; wèl dat in 1720 door Kempe de Vries, een fries van geboorte, in het land van Overdie aan de Alkmaarsche Vaart (later Noordhollands kanaal) gebouwde ouderwetsche kalkovens ook kinderen gebakken werden. Oorspronkelijk waren er 3, in mijn jeugd maar 2; de laatste eigenaar, de heer F.M.v.d.Velde, bouwde er één bij, doch deze laatste had geen lang bestaan, want na de dood van genoemde heer, werden de 3 kalkovens in 1869 verkocht en welhaast daarop afgebroken. De heer Stoel behield met zijne nieuwe inrichtingen het veld alleen. Vlamden de ovens en maalde de molen de Wolf (bij de Keetkolk) dan wer den er jongens gebakken; maar stond die molen stil, dan bestond het baksel uit meisjes. De nieuwsgierige jeugd tuurde wel eens naar de trekgaten onder aan de ovens, om de jonge wereldburgertjes of burgeresjes te voorschijn te zien komen, maar steeds te vergeefs. De aflevering door Dirk Nieuwjaar, tevens een voornaam eendenfokker, had dan ook steeds in de nacht plaats. Met het halen waren de moeder en de baker belast. De toebereidselen tot de nachtelijken tocht bestonden doorgaans in het opslaan van een ledekant, waarbij de niet heel jonge kinderen bedenke lijk toe- en elkander betekenisvol aankeken. Het gebruikelijk reiscostuum was een wit nachtgewaad; tot verlichting van het pad droeg de baker een lantaarn en een ring door haar neus. De tocht geschiedde grootendeels met een open schuitje, wel wat koud en toen men het Galgeveld voorbij moest, recht griezelig was. Bij het bruggetje moest men echter uitstappen en daarop trad de moeder met haar blote voet onmisbaar in een spijker, waardoor een wond ont stond, die haar 19 dagen bedelegerig maakte. Dat bij elke nieuwe reis het zelfde plaats had, vonden genoemde niet heel jonge kinderen wel wat verregaand lomp. Hoe men na het afbreken der oude kalkovens zich beholpen heeft, weet ik niet; echter wel, dat er nog steeds kinderen ter wereld komen, zo als de opgaven van de Burgerlijke Stand gedurig bewijzen. Of de ooie vaar, die het elders al zo druk heeft, nu ook Alkmaar bedient, kan ik niet verzekeren. De zaak is gewichtig genoeg voor een onderzoek. C. Neef.

Tijdschriften Regionaal Archief Alkmaar

Oud Alkmaar | 1983 | | pagina 8