Hoe arme gezinnen leefden in Alkmaar in de periode 1925 - 1 935 door G.Dilling Ook toen was het voor veel gezinnen een armoedige tijd, waarin sociale voorzieningen bijna onbekend waren. Kinderbijslag en Dreestrekkers waren toen nog niet uitgevonden en toch moest men proberen zijn hoofd boven water te houden. Hoe ging dat dan? Mijn ouders waren zeer arm en werden geholpen zoals het toen heette door het Gemeentelijk Armbestuur, een instelling die in de Doelenstraat ge huisvest was. Als directeur was daar dhr. Leenmeier, die altijd deed of hij het geld zelf uit zijn eigen knip betaalde. De uitkering was 12,per week voor een gezin van 8 personen. Van dit bedrag moest wekelijks de huur betaald worden, zegge 2,35. De brandstof was een mud cokes van f 0,80 welke je van de gasfabriek moest halen. Een half mud eierkolen bij Schipper op de Oudegracht, deze met de cokes vermengen en je had een week brandstof. Was men werkeloos, dan moest men elke dag komen stempelen zelfs twee keer per dag. Tot overmaat werd de rijwielbelasting ingevoerd in 1924. Deze werd in 1941 opgeheven. Wie werkeloos was kreeg gratis een fietsen- plaatje met een gat er in. Daar mocht men Zondags niet mee rijden. Normale fietsenplaatjes zonder gat kosten toen 2,50 per stuk en kon men op het Postkantoor verkrijgen, (toen der tijd op de Koorstraat hoek Heul). Daar de levensomstandigheden bar slecht waren, werd er voor de 3 hoog ste klassen der lagere scholen (van alle gezindten) de gelegenheid open gesteld om gratis warm eten te krijgen. Dit eten werd verstrekt van September tot April in de Doelenstraat een gebouw waar vroeger een ambachtsschool was gehuisvest. Dit gebouw kreeg al gauw de naam van "Eetzaal". Hiervan maakte spoedig een 150 kinderen gebruik van. De uitdeling ging als volgt: In de gang je jassen opbergen. Dan plaats nemen aan lange tafels. Als toezichthouders waren aangesteld dhr. van Diepen, Punt en een me vrouw wiens naam mij is ontschoten. Beide genoemde heren waren in de zomer badmeesters in het zwembad aan het Zeglis. Wanneer aan het op scheppen werd begonnen, ging men rij voor rij met zijn bord naar de tafel waar het eten werd uitgereikt, was iedereen voorzien dan gaf de heer van Diepen met een stok een klap op tafel voor stilte en daarna kon men beginnen te eten. 's Maandags soep, Dinsdags erwten of bonen. Woensdags rode of witte kool (alles gestapt natuurlijk). Donderdags wederom erwten of bonen en Vrijdags ons lievelingskostje rijst in melk gekookt. Zaterdags werd er ge'én eten verstrekt en moest men dus thuis eten. Het eten was prima en er was voor iedereen genoeg. In de zomermaanden kon een arm gezin er nog wat bijverdienen door het afhalen van sperci- en snijbonen voor de inlegfabriek van de fa. Hoogstraten. En dat ging aldus: Eerst naar de fabriek, aan de Fabrieksweg om te vragen of er nog bonen waren om af te halen. Dan werd er een nummertje uitgegeven en verteld wanneer men de bonen aan de fabriek kwamen.

Tijdschriften Regionaal Archief Alkmaar

Oud Alkmaar | 1983 | | pagina 7