De opening van het Noordhollands kanaal betekende een verzwaring van de taak van de havenmeester, wiens funktie gedurende de perio de 1830-1840 overigens ook markt en waagmeester was. Pas na 1840 kende Alkmaar een "echte" havenmeester. Rond 1860 vervielen echter de plaatselijke accijnzen en daarmee de laatste funktie van poorten en Accijnshuis. Op 26 oktober 1871 besloot de Raad de betrekking van haven meester op te heffen en de werkzaamheden hieraan verbonden op te dragen aan de gemeentepolitie. Het Accijnshuis kreeg andere gebruikers. De bierdragers hadden er hun kamer, er is een vleesopslag in onderge bracht geweest, en een politiebureau was er gevestigd. Maar ook de havendienst keerde er in terug, want op 28 november 1877 besloot de Raad weer over te gaan tot benoeming van een havenmeester en de werkzaamheden te onttrekken aan de taak van de gemeentepolitie. Er bleek dat een eeuw geleden dit al een felbegeerde funktie was, want toen in de raadsvergadering van 23 januari 1878 de benoeming aan de orde kwam, had zich al een klein legertje van solliciterende stadsgenoten aangemeld, n.l. L. Kroon, voorheen beurtschipper; C.F. Binneman, winkelier; D. Kat, oud-kapitein ter koop vaardij; D. Spits Bz., zonder beroep; B. Bakker, vroeger schipper, toen besteller van de "Stoomboot Flevo"; S. de Groot, winkelier; J.M. Hintzen, zonder beroep; H. Lindeloo, gepensioneerd onderofficier; G.M. Honkoop, zeilmaker; J. Engelsman, winkelier, ex beurtschipper; G. Koster, zonder beroep; P.J. Stalenhof, zonder beroep; T.G.G. Fenenga, zeekapitein; C.C. Paskata, stadsomroeper; J.M. Koopman, gepensioneerd sergeant van het KNIL; C.D. Stap, oud-opperstuurman ter koopvaardij, thans "koffy- huishouder"; D. Haasbroek, kastelein; S. Stikkel van Dam, oud-kapitein ter koopvaardij en J. Post, turfhandelaar. Uit dit zeer gemêleerde gezelschap moesten burgemeester Archibald Maclaine Pont en de wethouders J.G.A. Verhoeff (in het dagelijks leven notaris) en P.A. van der Drift (wijnkoper) een voordracht van drie kandidaten samenstellen. De raad kreeg de keuze tussen de zeekapitein Fenenga, de zeilmaker Hon koop en de oud-opperstuurman en toenmalige "koffyhuishouder" Stap. Twee raadsleden waren afwezig; van de dertien overgeblevenen brachten er tien hun stem uit op Fenenga, twee op Honkoop en één op de oud-koop vaardijkapitein Stikkel van Dam. Stap kwam in het hele stuk niet voor. De nieuwbenoemde havenmeester T.G.G. Fenenga trad op 1 februari 1878 in funktie. Zijn eerste taak was het grondig bestuderen van de zeer uit gebreide instruktie die de raad voor hem had samengesteld. Ze bevatte zoveel artikelen, dat het niet mogelijk is haar in detail weer te geven. Sindsdien heeft de gemeente Alkmaar al weer heel wat havenmeester ver sleten. Alleen al in deze eeuw had ik in mijn collega's De Boer, Jonker, Bloemberg en Van der Wal vier voorgangers, en ikzelf zal ook wel niet de laatste zijnHavenmeester Th. van der Meer, Alkmaar. 549

Tijdschriften Regionaal Archief Alkmaar

Oud Alkmaar | 1983 | | pagina 5