Het Hofje
De schone ruitjes, blikk'ren in de zon,
er achter, zit een dikke poes te dromen -
heel in de verte, klinkt het carillon,
wat gele crocussen, zijn uitgekomen.
En d'oude pomp knerpt nog het oude liedje
op 't bleekveld, waar de gele crocus bloeit,
hoog in de lucht, bengelt het melodietje
waar 't lentewindje er mee stoeit.
Een kleine hand schuift wat aan 't gordijntje
beroert even liefkozend 't poezenoor
nu zie ik ook 't gezichtje van 't begijntje
een lachje en een knikje; ik loop door.
C. Sweerts-Siebrands
513