terwijl in het Wildemanshofje bejaarden van verschillende religies
werden opgenomen, zodat men voortdurend door de verschillende
kerkgenootschappen op de vingers werd gekeken. In zulke situaties is
het nodig zijn besluiten vast te leggen. Ook het Huis van Zessen ging
notuleren, n.1. toen in 1901 het hofje werd losgemaakt uit het bezit
van het huis van Savoye-Aosta.
Rentmeester
Het zwaartepunt lag duidelijk bij de financiële administratie. Het
financieel beheer was opgedragen aan een van de regenten, ofwel men
had dit uitbesteed aan een rentmeester. Deze functionaris - wij
zouden hem boekhouder of administrateur noemen had aan het
beheer van zo'n hofje uiteraard geen volledige dagtaak. Maar wel
moest hij op de vingers gekeken worden. Dit geschiedde door middel
van de rekening, die hij jaarlijks of om de twee of drie jaar overlegde.
Aanvankelijk hield hij doorgaans een boek bij, waarin links de ontvang
sten en rechts de uitgaven werden geschreven, waarna de kolommen
op zeker moment werden afgesloten. De aldus ontstane rekening werd
door de regenten „afgehoord", d.w.z. ze controleerden de posten aan
de hand van de bijbehorende nota's, waarna ze een verklaring in het
boek schreven en deze met hun handtekening bekrachtigden. Zo'n
„Reeckeninghenboek" wij zouden het een kasboek noemen was
zeer geschikt voor kleine administraties en is dan ook lang in zwang
gebleven; in feite bestaat het nog steeds bij verenigingen e.d. De echte
rekening, n.1. een verdeling der inkomsten en uitgaven over verschillen
de rubrieken, is eveneens al heel oud (14e eeuw), doch deze was
aanvankelijk in gebruik bij grote administraties. Sedert de 17e eeuw
treffen we ze ook in de archieven van sommige hofjes aan. Een derge
lijke rekening werd in duplo opgemaakt en ook afgehoord. Op één
exemplaar werd geschreven „Voor den rendant". Dit werd uitgereikt
aan degene die rekening had gedaan en was zijn bewijs van décharge.
Bij de rekening behoren de bijlagen, zijnde de ingekomen nota's van
leveranciers e.d., alsook het borderel. Een borderel is een staatje met
de eindbedragen der verschillende hoofdstukken van de rekening,
waardoor men een overzicht kreeg van de financiële toestand.
Inkomsten
Een hofje trok zijn inkomsten uit de bezittingen, welke door de
stichter waren gelegateerd, alsmede uit de goederen welke later waren
geschonken of aangekocht. Het bezit kon bestaan uit vast goed (land,
huizen) dat werd verhuurd en uit rentebrieven en obligaties. Lande
rijen waren zeer gezocht, omdat de grond zijn waarde behield; al
kwamen er tijdeüjke dalingen voor, b.v. ten tijde van de runderpest.
540