In 1655 overleed de advocaat Johan van Nordingen de oude en zijn zoon werd erfgenaam van een vrij aanzienlijk bezit, dat ook veel landerijen omvatte alsmede belang rijke schilderijen waaronder por tretten van van Nordingen en zijn vrouw, door de Alkmaarse kunste naar Caesar van Everdingen. Een jaar later stierf ook Johan de jonge en hij bepaalde dat het huis verbouwd of ingericht moest worden tot proveniershuis voor 6, 7 of 8 oude en vervallen mansper sonen, die niet in staat waren aan de kost te komen. Er mocht, dit werd uitdrukkelijk bepaald, niet gelet worden op godsdienst of geboorteplaats van de bewoners. Zij zouden gehuisvest en gevoed worden met hulp van een door de regenten aangestelde vrouw, de moeder van het provenhuis. Het graf in de grote kerk waar Johan van Nordingen begraven werd is later blijven dienen als laatste rustplaats voor de bewoners van het provenhuis. Watersnood Omdat de heren van Nordingen geen perfecte administratie had den nagelaten duurde de inventa risatie van de boedel vrij lang, maar nadat de schilder Mathijs van den Berg als huurder vertrokken was hebben de bij het testament benoemde eerste regenten de bouw van het provenhuis degelijk aangepakt. De drie vleugels die de regentenkamer, de algemene ka mer, de acht provenierskamers en de moederskamer met de keuken bevatten omsluiten met een be- glaasde galerij de tuin. Deze situatie is in de loop der eeuwen ongewijzigd gebleven. Op 29 mei 1657 werden de eerste bewoners aangenomen en begon de gezamen lijke huishouding die echter niet lang geduurd heeft. De financiële positie verslechterde namelijk aan zienlijk door de militaire inunda ties en later watersnood die in 1672 en latere jaren de landerijen Provenhuis van Nordingen 519

Tijdschriften Regionaal Archief Alkmaar

Oud Alkmaar | 1983 | | pagina 11