broeder het gereetschap dan alleen gebruijcken sal mogen so lange de
soonen minderjarigh siin,midts gehouden blijvende henlieden middelerwij
len int voorsz. handtwerck nae sijn vermogen te onderwijsen totdat een
van de soonen tot bequame ouderdom ende kennïsse vant handwerck geco-
men sal wesen en alsdan alle de voorsz. gereetschappen aen deselve soon
of sonen over te leveren."
Archiefstukken heeft de organisatie van verrekijkermakers niet nagelaten.
De contractanten vormden geen gilde, maar zouden zich wel bij een be
staand gilde hebben kunnen aansluiten, zoals b.v. de glazenmakers voor
dien deden. In de naamlijst van glazenmakers, die zich op 30 mei 1665
voegden bij het schildersgilde, komt van de 15 contractanten alleen Tijmon
Jakobsz Kodde voor.
Deze Tijmon was een broer van de in het contract genoemde Ari en Jan.
Hun vader was Jacob Jansz van der Codde, bakker, wonende zuidzijde
Luttik Oudorp, gehuwd met Teuntgen Thijmansdr. Blijkens hun testament
van 21 aug. 1652 7) hebben zij dan vier kinderen. Behalve de genoemde
drie zonen wordt nog een Pieter als vierde genoemd.
Bij de naam Codde of Van der Codde, denkt men onwillekeurig aan de ge
lijknamige familie, die zo'n belangrijke rol speelt in de geschiedenis van
de Rijnsburger Collegianten. De bakker op het Luttik Oudorp Jacob Jansz
van der Codde zou - we zeggen het heel voorzichtig - een zoon kunnen
zijn van Jan de Oude of Jan de Jonge, zonen van Jacob Willemsz van der
Codde, die we omstreeks 1620 te Rijnsburg aantreffen. Als we lezen dat
Spinoza, die in 1660 bij de Collegianten ging wonen, zich daar bekwaam
de in het "slijpen van vergroot- en verrekijkerglazen" 8), dan vragen we
ons af van wie hij dat daar leerde en of er dus meer beoefenaars van die
kunst in die omgeving woonden.
De Alkmaarse Van der Codde - gelet op het feit, dat ze allen voor burge-
meesteren trouwden - waren niet Nederlands Hervormd.
Tijmon Jacobsz van der Codde, jongeman, ging volgens het stadstrouwboek
op 29 aug. 1677 in ondertrouw met Annitge Dircxs Messchert, weduwe, van
Rotterdam. In die stad werd het huwelijk voltrokken op 22 september. In
het wederzijds testament van dit echtpaar 9) d.d. 28 april 1678, bespreekt
de vrouw een bedrag van 50 gulden aan "de Waterlandsche gemeente te
Rotterdam"
Zij zal daartoe behoord hebben en was wellicht een dochter van Dirk Jansz
Messchert, die een rol speelde in de twisten, die anno 1661 in die gemeen
te heersten. Die twisten hielden verband met de beweging der Collegian
ten. 10)
Tijmon bepaalt in genoemd testament dat ingeval hij eerst overlijdt en geen
kinderen nalaat, zijn vrouw aan zijn broers uitkeringen moet doen: aan
Arijaen zijn lijfkleren en 400 gulden, aan de andere broers ieder 100 gul
den. Bij vooroverlijden van de vrouw moeten aan haar zuster Geertie Dirx
Messchert worden uitgekeerd al haar kleren, goud en zilver en nog 1600
486