De uitvinding maakte onmiddellijk een geweldige opgang en "verziende
brillen" waren spoedig overal te koop. Er kwamen allerlei varianten met
langere buizen "om bij nachte te sien in de sterren en de maenne" en om
streeks het midden van de 17de eeuw zijn er al kijkers met 4 lenzen en is
zelfs sprake van verrekijkers gemaakt "op de nieuwe manier" met 6 gla
zen. 2)
Het meest populair bleven de eenvoudige kijkers met twee lenzen, die in
winkels en op kermissen veel aftrek vonden. De grote vraag naar dit arti
kel maakte de vervaardiging van verrekijkers aantrekkelijk en zo telde
men dra velen, die zich daarmee bezighielden.
Het is niet verwonderlijk dat ook in Alkmaar, de stad van Metius en Dreb-
bel, glazenslijpers en makers van verrekijkers blijken werkzaam te zijn ge
weest. Merkwaardig is alleen dat we van hun bestaan pas horen ver in de
17de eeuw.
Op 14 februari anno 1671 wordt ten overstaan van notaris Jan Adriaensz
de Wit 3) een contract opgemaakt "tusschen de glaseslijpers en leveranciers
van verrekijkers". Hierbij zijn dan aanwezig de volgende vijftien personen,
alle inwoners van Alkmaar:
Jan Dircxsz Visscher,
Isaack Fransz IJserman,
Cornelis Heijndricxsz Nederveen,
Adam Rogiersz van den Abelen,
Jacob Cornelisz,
Cornelis Louwersz Timmerman,
Meijndert Jacobsz,
Willem Claesz Everwijn,
Pieter Jansz Visscher,
Jan Jacobsz Kodde,
Claes Jansz Backer,
Jan Arentsz van Gendt,
Tijmon Jacobsz Codde,
Louweris Arentsz en
Arijaen Jacobsz Codde.
Het contract van de vijftien bevat allereerst artikelen ter bescherming van
het vakgeheim. Aan niemand buiten dit contract staande mag ook maar het
minste onderricht in het "glase slijpen" worden gegeven en het gereedschap
mag aan niemand worden getoond. Op overtreding staat een boete van 500
karolusguldens. (art. 1)
Wel mag men "opdat de kunst niet sal uytsterven" zijn vrouw of zonen er
in onderrichten en eventueel zijn dochter, mits zij zich onderwerpen aan
de reglementen en een zekere "intree" betalen, t.w. vrouw of zoon twee
gulden tien stuivers, maar de dochter vijftig karolusguldens! (art. 3 en 4)
Indien een der contractanten zou komen te overlijden zonder vrouw of kin
deren na te laten, dan zullen de erfgenamen het gereedschap niet onder
zich houden of vervreemden, maar ze zullen gehouden zijn dit gereedschap
483