tot 360 pond "indien de schole failleerde", ergo een vermindering van
403-360 43 pond.
De natuurlijke stijging sedert 1502 bedroeg derhalve 182 pond, hetgeen
wijst op toename van de bevolking, ofwel op toename van de welvaart,
ofwel op beide. Ook de andere accijnsen geven een sterke stijging te zien
als we 1502 vergelijken met 1512, n.l. het bieraccijns van 2912 tot 3822
pond, het koren- zoutaccijns van 678 tot 988 pond, het lakenaccijns
van 118:10 tot 169 pond en het hout- turfaccijns van 186:10 tot 234 pond.
Alleen de pachtsom van het vleesaccijns blijkt te zijn verlaagd, n.l. van
148:3:11 tot 140 pond.
De situatie in Alkmaar wordt ook duidelijk als men beziet wat er in die
jaren gebouwd werd: de herbouw van de Grote Kerk sedert 1470, de bouw
van het stadhuis in de jaren 1509-1520, de bouw van de Kapelkerk sedert
c. 1 513 en de aanplempingen in de Voormeer, die sedert 1471 aanwijsbaar
zijn. Men begint niet aan dergelijke ondernemingen als de economische
toestand wanhopig is en zeker wint men geen nieuw land als er niet het
vooruitzicht is het te kunnen verkopen. Uit dit alles moet men derhalve
wel concluderen dat het Alkmaar althans van c. 1470 af goed ging, zodat
men niet al te veel waarde moet hechten aan de Enqueste en Informacie en
hun naschrijvers.
Het haardstedenregister van 1492 is daarentegen wel betrouwbaar, aange
zien het duidelijk is dat het een volledige opsomming geeft van de huizen
bezitters en dus niet alleen van degenen die beboet werden. Zelfs Claes
Corf vinden we erin terug, alsook de huizen van kerken en kloosters, wel
ke laatsten met een kruisje zijn gemerkt.
Even compleet is de lijst van hoofdbewoners van 1519 8). Althans ik zou
niet weten welke straat ontbreekt, terwijl tevens het aantal huizen com
pleet lijkt, aangezien de geestelijken wederom zijn opgenomen. Het doel
van deze lijst is niet vast te stellen. Bruinvis heeft voorin geschreven:
"Descriptie der Poirteren ende inwoonderen der stede van Alcmaer, gedaen
ende bescreven op den 15 dach in Maerte anno XV XIX". Hij heeft dit
opschrift tussen aanhalingstekens geplaatst, alsof het aan het stuk zelf is
ontleend, doch dit is niet meer vast te stellen aangezien het opnieuw is
ingebonden. Duidelijk is, dat Bruinvis het opschrift heeft overgenomen
van Boomkamp 9), die echter zeker niet letterlijk citeert, maar slechts
een beschrijving geeft.
Het ligt echter voor de hand dat het jaartal 1519 klopt, want Boomkamp -
of Eikelenberg -, die het stuk in zijn originele vorm naar men mag aanne
men nog heeft gekend, zal de datum 15 maart 1519 toch niet uit zijn duim
hebben gezogen. Boomkamp maakt echter een fout als hij deze lijst be
schouwt als een lijst van inwoners. Het is namelijk een lijst van de hoofd
bewoners der huizen, want men heeft slechts het gezinshoofd vermeld, of
zijn weduwe, of de alleenwonende vrouw. Met als konsekwentie, dat Alk
maar in 1519 niet 1477 inwoners telde, doch 1477 huizen.
477