Economische situatie in Alkmaar
aan het einde van 15e en 16e eeuw
Drs. W. A. Fasel
Veelgebruikte bronnen bij met name het historisch-economisch en demogra
fisch onderzoek zijn de Enqueste van 1494 1) en de Informacie van 1514
2). Ze zijn voor elkeen beschikbaar, aangezien ze door Fruin in druk zijn
uitgegeven. Veel historici hebben de neiging deze bronnen als betrouwbaar
te beschouwen - of liever, ze denken hierover niet eens na -, zodat het
te hopen ware dat de gedegen inleiding van Fruin meer gelezen werd.
Deze waarschuwt namelijk dat men niet onvoorwaardelijk geloof moet hech
ten aan de gegevens, aangezien de ondervraagden er belang bij hadden de
toestand zo ongunstig mogelijk voor te stellen. "En bij nader onderzoek
wordt onze achterdocht zoo mogelijk eer versterkt dan verminderd. Sedert
1494 toen de vroegere informacie Enqueste) gehouden was, moet de toe
stand in het algemeen verbeterd zijnFloe weinig blijkt daarvan ech
ter uit de verklaringen der gemeenten, zooals die in de Informacie geboekt
staan..Met andere gegevens moeten wij ze zooveel mogelijk controlee
ren. Zij leveren bouwstof voor de statistiek; op zichzelf kunnen zij niet
voor de statistiek doorgaan" 3). Ik heb het gevoel dat Fruin gelijk heeft.
De enqueste en de informacie werden gehouden door rondreizende gecom
mitteerden, die moesten vaststellen welk bedrag elke stad of dorp in de
verponding moest betalen. Het was dus zaak de situatie zo droef mogelijk
af te schilderen
De gecommitteerden zijn in 1494 ook in Alkmaar geweest, waar zij een
zevental leden van het stadsbestuur onder ede hoorden. Toen deze regeer
ders het aantal haardsteden moesten opgegeven, verklaarden zij dit aantal
niet te kennen, "maer gedraghen hem dies ant bouck van den rentmeester,
die haerluyder haertsteden in schrifte heeft"Dit "boek van de rentmees
ter" is ongetwijfeld een kohier of ophefcedulle, getrokken uit het in de
Generaliteits Rekenkamer berustende haardstedenregister 4)
Voorts verklaarden de stadsbestuurders, dat er ten tijde van hertog Karei
(Karei de Stoute, 1467-1477) een derde meer haardsteden waren dan nu.
De brouwerij- en draperienering, die ten tijde van hertog Karei groot en
welvarend waren, heetten nu verkommerd te zijn, terwijl het aantal rijn
en koggeschepen was verminderd van 100 tot 40. De grote vraag is, of het
brouwen van Alkmaars bier ooit van meer dan locale of bescheiden-regio
nale betekenis is geweest, of de draperienering werkelijk ooit gebloeid
heeft en of Alkmaar inderdaad ooit 100 schepen in de vaart heeft gehad.
Men kan hierover zijn twijfels hebben, doch helaas ontbreken de gegevens
om een en ander te controleren. Het gaat mij echter te ver de klaagzangen
-voor zoete koek aan te nemen en - zoals Cordfunke doet - deze te gebrui
ken als bewijs voor zijn stelling dat het Alkmaar na Karei de Stoute zeer
slecht is gegaan 5)
475