De dijkgraaf werd bijgestaan door een college van vijf heemraden,
waarvan één uit de Schagerkogge, één uit de Niedorperkogge, twee
uit Geestemerambacht en één benoemd door de stad Haarlem of
Alkmaar. Deze heemraden werden benoemd door de graaf, of door
de baljuw of dijkgraaf uit diens naam, of door die steden of
particulieren aan wie de graaf het recht tot het stellen van een
heemraad had gegeven of verpacht. Blijkens enkele aanstellingen
van dijkgraaf en heemraden van de ambachten van West-Friesland
beperkte hun gezag zich niet alleen tot de zeedijk, maar omvatte
het ook het toezicht op binnendijken, sluizen, sluistochten en
wateringen die werden beschouwd tot het algemeen belang van het
ambacht te behoren. In principe echter lag het toezicht op de
binnenwerken bij schout en schepenen van de dorpen, bevestigd in
een uitspraak van 's-graven raad in 1319. Alleen waar zij hun plicht
verzuimden en waar het algemeen belang het eiste, waren zij
onderworpen aan dijkgraaf en heemraden van het ambacht en
hadden deze de naschouw van sommige werken.
Het dagelijks beheer van de dijk in bovengenoemd dijkgraaf
schap was opgedragen aan de waarschappen, gemachtigden, door de
dorpen aangesteld om als tussenpersoon te fungeren tussen dijk
graaf en heemraden en dijkplichtigen. Elk dorp had zijn eigen stuk
dijk te onderhouden de hoefslag—, welk onderhoud weer onder
de dorpelingen verdeeld werd. Tijdens de schouw van dijkgraaf en
heemraden stond de waarschap van het dorp aan het begin van
diens hoefslag het college op te wachten om samen met hen de dijk
langs te gaan en hun op- en aanmerkingen in ontvangst te nemen,
die hij dan weer aan de dijkplichtigen overbracht. Hij zorgde ervoor
dat de dijkvakken van zijn dorp volgens de keur werden gemaakt en
zette de nalatigen aan, zodat alles tegen de volgende schouw in
orde was. Samen met dijkgraaf, heemrade of baljuw hadden zij de
bevoegdheid keuren te maken waarnaar dijkgraaf en heemraden
schouw dreven. De medewerking van de waarschappen heeft echter
veel te wensen overgelaten, daar zijn, gekozen uit de dorpelingen
zelf, weinig zin hadden de dijkplichtigen zware lasten op te leggen.
Midden 15e eeuw was het dijkonderhoud in het Geestemerambacht
dan ook zó slecht, dat de graaf hier moest ingrijpen en de dorpen
van dat ambacht het aanstellingsrecht der waarschappen ontnam.
Voortaan het hij er zes kiezen door de verschillende grootgrond
bezitters uit dat gebied, waaronder de heer van Egmond, Marga-
retha van Bourgondië en hijzelf vanwege zijn vroonlanden in dit
ambacht, gelegen juist ten Noorden van Alkmaar. Naderhand
hebben de dorpen dit recht wel weer teruggekregen, maar het
452