Kaasdragerslied anno 1922
't Is ruim driehonderd jaren
Geleden nu zoo wat
Dat ons kaasdragersgilde
Begonnen is, en dat
Wil ik hier gaan bezingen
Hoort U dus allemaal
De allerzotste dingen
Hoe gek of abnormaal
Ik zal ze niet verwijgen
Ik noem ze bij de naam
Niets heb ik uit mijn eigen
Dus treft mij ook geen blaam.
Dus waarde dames, heeren.
Hier allen bij elkaar.
Mocht ik hier soms fouteeren.
Vergeef het mij dan maar.
Refrein.
De builebeer gaat vaak te keer.
De snelle vos vlucht heen en weer,
De schimmel is een goede reus
En voor controle zorgt de neus.
De zoete hoort bij suikerbuik
Zij houden beiden van de kruik.
De nummerkachel nog alleen.
Zoo is compleet het blauwe veem.
't Zijn echte ronde jongens,
Zij passen bij elkaar.
Zij werken hard, met ijver
Tot bloei van Alkmaar.
Zij klinken en zij drinken
Zoo Oud-Hollandsch en fier
Hun eigen goede brouwsel
Hun fijn kaasdragersbier.
Want is het een bieravond
Zooals dit nu ook thans
Dan heerscht er in de kamer
Een vroolijkheid en glans
Dan wordt er flink gedronken,
Dan is men blij van geest.
Met bekers wordt geklonken,
Dat is je waarste feest.
Refrein
De Jood is stug, maar drommels vlug
Daar heeft Ranja niet van terug.
En Asch van Wijk is zoo verstrooid.
Dat hij een fiets in stukken gooit.
Tettereketet houdt van de pret
En Kees de Lange droomt in zijn bed
Dat de Voogdijraad maar niet wil
Draadnagel groeit, maar houdt niet stiL
449