„Cleijn staertmoolenken om coorn te malen staande in den dorpe van St. Pancras".12) Het blijft echter de vraag of het nu in het rechtsgebied van St. Pancras of van Koedijk heeft gestaan. Het gebied van Koedijk, op de Vronergeest tussen St. Pancras en Oudorp, maakte in feite een geheel uit met het dorp St. Pancras. De bewoners van dit gebied werden te Koedijk meestal omschreven als wonende te St. Pancras in de Banne van Koedijk. In 1637 is er sprake van Comelis Jansz, meelmolenaar op de Vronergeest en in 1640 staat er bij vermeld „in de banne van Coedijck". Dat de molen toen in het gebied van Koedijk stond blijkt ook daaruit dat Cornelis Jansz door de schotvanger van Koedijk werd vervolgd wegens nog niet Getaalde verponding over de jaren 1638, 1639 en 1640. Over de jaren 1644 tot en met 1646 was er weer een achterstand van f21— verponding. De helft van dit bedrag zou de collecteur van St. Pancras voldoen en het restant werd Comelis Jansz, vanwege zijn armoede, kwijtgescholden. Dat het dorp St. Pancras hierin meebetaalde maakt wel duidelijk dat het molentje ook voor de inwoners van dat dorp van belang was. Dat er in St. Pancras geen korenmolen stond blijkt ook uit een lijst van korenmolens in het jaar 1648. In het Geestmerambacht was de situatie als volgt: Oudorp, St. Pancras, Broek op Langendijk, Zuid-Scharwoude, Oudkarspel en Harenkarspel hadden geen korenmolens. Noord-Scharwoude en War- menhuizen bezaten elk één korenmolen en Koedijk had er twee.13) Intussen raakte Cornelis Jansz, de meelmolenaar op de Vroner geest, steeds dieper in de schulden. In 1649 had hij aan landpacht een achterstand van f 113-10-0 en omstreeks dit jaar lijkt Aelbert Gerrits, molenaar van de Swarte molen te Alkmaar, het molentje op de Vronergeest te hebben gekocht. Het is niet duidelijk of het molentje toen is verplaatst, maar in 1650 blijkt voornoemde Cornelis Jansz een „coornmolentje" te hebben gekocht, staande en liggende in de Vronermeer, voor f950 te betalen de eerstkomende meidagen in 1650, 1651 en 1652. Nog in 1655 is er sprake van een stuk land in de Vronermeer, binnen de banne van Koedijk, waar het meelmolentje op staat. Als in 1658 Zij Jansdochter, de weduwe van Cornelis Jansz molenaar, is overleden, blijkt het molentje aan de westzijde van de Vronergeest, in de banne van Koedijk annex St. Pancras, door ouderdom, gebrek aan onderhoud en armoede van de weduwe, reeds jaren in verval te zijn. De bakkers en inwoners hadden daardoor hun granen steeds te Koedijk moeten laten malen. Daar Koedijk zelf een groot dorp was, met wel vijf bakkers, gaf dat aldaar veel ongerief. Het molentje staande op de oostkant van de Vronermeer, werd na het overlijden van de weduwe, op 19 december 1658 na klokg<"dag bij executie verkocht aan Claas Jacobsz Verwielen, wonende op de

Tijdschriften Regionaal Archief Alkmaar

Oud Alkmaar | 1982 | | pagina 12