vinden is. Wel die van Pelgrim Woutersz in oktober 142511en enige
bladzijden verder die van Hubert van der Valle op 1 oktober
142712). Misschien bevindt zijn aanstelling zich in een ander register,
want Van Mieris geeft een akte van 1428, waarin melding wordt
gemaakt van „die dootslage geschiet op Henrick van Torenburgh, in
sijnen levenden lijve schout van Alcmaer, op den heyligen Goeden
Vrydagh laestleden"13).
Claes van Torenburg, die dus in 1430 als schout wordt genoemd,
werd in 1431 opnieuw aangesteld14) en hij behoorde kennelijk tot
een consortium, dat het schoutambt van de grafelijkheid in pacht had
genomen in ruil voor een som ineens15In de volgende jaren zien we
dan verschillende leden van het consortium een benoeming als schout
krijgen: in 1435 Gerrit Berwoutsz en Jacob Jan Woutersz16), in
1437 Claes van Torenburg17), in 1439 Claes van Torenburg en Doeve
Jansz18) en in 1440 Claes van Torenburg en Pieter Pietersz voor de
tijd van 11 jaar19). Bij die gelegenheid moest Claes zijn pandbrief
teruggeven en hij is blijkens een niet te controleren mededeling van
Bruinvis schout gebleven tot aan zijn dood in 1454, al liet hij
sedert 1449 het ambt waarnemen20). Daarna was het met de Van
Torenburg's afgelopen en het zou tot het midden van de 16e eeuw
duren aleer ze weer in het stadsbestuur kwamen. Dit waren evenwel
geen echte Van Torenburg's, doch afstammelingen van Christina van
Torenburg X Jacob Huygensz, die de naam van de moeder hadden
aangenomen21). Ook in de overige sectoren van het stadsbestuur
treffen we slechts zelden leden van dit geslacht aan. Zo was Henric
van Torenburg schepen in 1408 en 1412 en Claes vroedschap in 1437
en daarmee houdt het op. Er kan nog twijfel over bestaan of Jan
Bartoutsz, die in 1393 als schout optreedt, eveneens een Torenburg
was (Cordfunke beweert van wel, terwijl Bruinvis hem als Jan
Bartoutsz vermeldt)22), doch ik kan een familie, die tussen 1300 en
1500 twee (of drie) schouten, één schepen, één vroedschap en géén
burgemeester heeft opgeleverd, onmogelijk kwalificeren als een ge
slacht dat „vele generaties" in het Alkmaarse stadsbestuur „een
belangrijke rol" heeft gespeeld23).
Bekijken we vervolgens het landbezit. In een akte van 4 november
1410 wordt Henrick van Torenburg genoemd als degene, die de
„hofstat van Thorenburch" in leen houdt. Hij kreeg van de graaf van
Holland in eigendom omtrent 5 morgen weiland „liggende by onser
stede van Alcmair in den banne van Outtorp bi der graven molen
ende wy selven de graaf van Holland) belegen hebben mit ene erve
aen die noirtzide ende Heinric voirnoemt mitten hofstat van Thoren
burch die hi van ons in lien hout aen die zuytzide. Item noch een
stucke lants binnen onser stede vriheit van Alcmair voirscreven
binnen de Rekerdyck, houdende ontrent twee morgen"24). Uit deze
413