verdedigingswerken tegen de West-Friezen waren en ter adstructie
van zijn stelling dat de Torenburg van vóór de rooms-koning dateert,
citeert hij Melis Stoke: „Tornenburch stont ter stat, daer 't nu staet,
langhe tevoren"4).
Gegeven het feit dat er tussen 1254 en 1300 baljuwen op de
Torenburg zetelden, die niet de naam Van Torenburg droegen (in
1254 en 1256 Arnoud van Heemskerk, in 1260 Simon van Haarlem,
in 1288 Dirck van Brederode, in 1291 Philips van Duvendoirde, in
1295 Jan heer Hugenzoon en in 1299 Willem van der Laen), heb ik
mij beziggehouden met de vraag wat het geslacht Van Torenburg met
het kasteel van die naam, alsook met Alkmaar te maken heeft gehad.
Ik vond namelijk de gegevens, die tot nu toe bijeen waren gebracht,
te schamel om de conclusies te wettigen die eruit getrokken zijn5).
Het artikel van Groesbeek over de Torenburg6) geeft echter een
aantal nieuwe gegevens en schuift tevens de fantasieverhalen als niet
ter zake doend terzijde. Zo maakt hij aannemelijk dat de Torenburg
na de onderwerping van de Westfriezen zijn functie heeft verloren en
in de eerste helft van de 14e eeuw in handen van particulieren is
overgegaan, te weten een lid van het geslacht Van Akersloot, die zich
Van Torenburg ging noemen. Reeds in 1358 kwam echter aan de
carrière van Bartout van Torenburg als kasteelheer een einde, want na
een moordaanslag op de baljuw van Kennemerland bezette de graaf
van Holland het kasteel. In de grafelijke rekening van 1360/1 wordt
dan vermeld: „Ontfaen van Willem Gerytsz van Bertouts hoflande
van Thorenburch en van den werve 12 scilde"7). Groesbeek trekt
niet de conclusie dat met „den werve" de huisplaats zal zijn bedoeld,
ergo dat het kasteel was afgebroken. Te bewijzen is het uiteraard
niet, doch ik acht het niet uitgesloten dat, na de moordaanslag op
zijn ambtman door een groep politieke tegenstanders, de graaf korte
metten heeft gemaakt met de Torenburg en in 1358 dit vijandelijke
steunpunt liet afbreken. In een nader te behandelen akte van 1410
wordt de „hofstat van Thorenburch" genoemd, zodat het er alle
schijn van heeft dat althans in dat jaar het kasteel niet meer bestond.
Vervolgens de relaties van de Van Torenburg's met Alkmaar.
Volgens Cordfunke waren de Van Torenburg's een geslacht, „waaruit
gedurende ruim drie eeuwen schouten, schepenen en burgemeesters
van Alkmaar voortkwamen"8), doch deze bewering is op grond van
het beschikbare materiaal niet staande te houden. Bruinvis geeft een
lijstje van schouten sedert 1328°waarop ik verschillende aanvul
lingen heb uit het archief van de Leen- en Registerkamer, doch eerst
in 1430 wordt ene Claes van Torenburg als schout genoemd10).
Bruinvis vermeldt voorts Hendrik van Torenburg, „miles et praetor",
die in 1427 in het Payglop werd doodgeslagen, doch het merkwaardig
feit doet zich voor dat zijn aanstelling als schout van Alkmaar niet te
412