Mongoolse dynasten sedert 1526 Noord-India. Zo werd in het Rijk
van de Groot-Mogol de bovenlaag van de bevolking gevormd door de
binnengevallen Islamieten, de onderlaag door de inheemse Hindoes.
Dit leidde vanzelf al tot voortdurende onrust, maar ook binnen de
heersende klasse laaiden telkens bloedige twisten op. Pelsaerts Kro
niek van Mughal-Indië biedt daarover tal van gruwelijke verhalen.
Het was voor de Hollanders niet eenvoudig om in zulke exotische
en vaak chaotische toestanden thuis te raken. Zij moesten in de
omgang met de nieuwe handelspartners nog veel door ervaring leren.
Die ervaring miste Geleynssen zeker nog toen hij door Van den
Broecke in 1624 werd gedirigeerd naar het ten oosten van Surat diep
landinwaarts gelegen Burhanpur. Een extra barrière vormde de taal,
die hij niet kende, het Hindustani-Urdu, dat in de handel gebruikelijk
was. Daarom prees hij zich gelukkig een assistent te hebben, die taal
en gewoonten van het land kende. Zonder hem, zo schreef hij
openhartig aan Van den Broecke, zou ik mij geen raad hebben
geweten. Over zijn woning in Burhanpur was hij ontevreden, hij
noemt het huis een varkenskot. Hij voelde zich op zijn eenzame post
allesbehalve gelukkig, temeer daar hij op handelsgebied weinig suc
cessen wist te boeken. Daardoor stond hij bij Van den Broecke niet
hoog aangeschreven. Die was meer ingenomen met de handige
Pelsaert. Francisco Pelsaert was een Zuid-Nederlander, in 1595 in of
bij Antwerpen geboren en in 1616 vanuit Middelburg op het Wapen
van Zeeland" als assistent-koopman naar de Oost gevaren. Einde
1620 vinden we hem als onderkoopman in Surat, vanwaar hij begin
1621 met een karavaan naar Agra reisde, waar toen de Groot-Mogol
Jahangir hof hield. Men voerde 15.000 pond kruidnagels mee. Men
hoopte te Agra een permanent kantoor te vestigen met als hoofdtaak
het aankopen van indigo. Mislukking van de indigoteelt ten gevolge
van een overstroming was één van de oorzaken tot verkleining van de
bezetting van het kantoor te Agra. Pelsaert is er blijkbaar ook niet
lang gebleven, want in 1623 fungeerde hij, waarschijnlijk als hoofd,
op het kantoor te Broach. In ieder geval kwam hij van daar in
oktober 1623 terug in Surat „met 146 pakken kleden, 15 pakken
indigo uit de streek van Broach en Cambay en drie slavinnen". Hij is
dan intussen bevorderd tot koopman. In maart 1624 wordt hij door
de hem zeer genegen directeur Van den Broecke in de rang van
opperkoopman tot hoofd van de handel in Agra benoemd en gaat
daarheen op weg met een karavaan of zoals het daar heette een
caffïla met de gebruikelijke lading specerijen. Op deze tocht, die 8
weken zou duren, verbleef hij van 10 tot 16 april te Burhanpur. Hij
verscheen daar in alle statie aan het hoofd van zijn karavaan, begeleid
door gewapende dienaren, de prinsenvlag meevoerend. Hij wist hoe
men in India indruk moest maken en speelde geroutineerd zijn rol
407