Wollebrand Geleynssen de Jongh in Burhanpur Th.P.H. Wortel I Als deel 81 van de „Werken uitgegeven door de Linschoten- vereeniging" verscheen bij Martinus Nijhoff, 's Gravenhage, anno 1979, een uitgave van „De Geschriften van Francisco Pelsaert over Mughal Indië, 1627. Kroniek en Remonstrantie". De verzorgers van deze uitgave zijn D.H.A. Kolff en H.W. van Santen, die hiermee een uitnemend stuk werk hebben verricht. H.W. van Santen, die te Leiden Indologie studeerde, is van origine een Alkmaarse jongen en het zal wellicht voor hem een leuke verrassing zijn geweest toen hij bij zijn onderzoek naar het leven van Pelsaert in het verre Indië de Alkmaarder Wollebrand Geleynssen de Jongh tegenkwam. Diens leven is aardig bekend1) en ook zijn uiterlijk, dank zij twee door Caesar van Everdingen van hem geschilderde portretten, te zien in ons Stedelijk Museum. Een daarvan beeldt hem levensgroot af als commandeur van de vloot waarmee hij in 1648 definitief naar het vaderland terugkeerde. Naast hem staat een Indische jongen, die een pajong vasthoudt. Wollebrand heeft in zijn rechterhand de comman deursstaf, waarmee hij wijst op de in de achtergrond afgebeelde retourvloot. Een groot schilderij van die vloot, liggende op de rede van Batavia, is mede in het museum te vinden. Dit schilderij is uitermate belangrijk vanwege de erop afgebeelde scheepsvlaggen en de wapens van de verschillende V.O.C.-kamers. Geleynssen, geboren te Alkmaar in 1594, had toen hij 17 jaar was reeds zijn beide ouders verloren. Hij vond onderdak bij de Alkmaarse notaris Cornelis Jansz. Baert, zijn voogd.2) Met zijn oudere broer Jan trad Wollebrand in dienst van de V.O.C. en reeds in 1613 vinden we hem vermeld als assistent-koopman op het fort Nassau in Banda. Vandaar werd hij op 1 nov. 1618 in de rang van koopman overge plaatst naar het kantoor Saboegoe op Halmaheira. Na een terugkeer en verblijf in Holland in 1622 vertrok hij in januari 1623 weer naar de Oost en werd toen gezonden naar Surat. In deze ten noorden van Bombay gelegen havenstad had de Compagnie sinds kort voet aan wal gezet. Aan het hoofd van deze jonge vestiging stond een bekwaam koopman: Pieter van den Broecke.3) Hoofddoel was uiteraard het aanknopen van handelsbetrekkingen, waarin Portugezen en Engelsen de Hollanders daar reeds waren voorgegaan, in het uitgestrekte rijk van de Groot-Mogol. Als afstammelingen van roemruchte voor vaderen-veroveraars, Djenghis Khan en Timoer, overheersten deze 406

Tijdschriften Regionaal Archief Alkmaar

Oud Alkmaar | 1981 | | pagina 12