12 voet, die Jacob Florisz had laten liggen tot een straat, terwijl hij
aan de zuidzijde een straat moest laten liggen zo breed als Claes Oem
en Aris Pietersz hadden gelaten. Aris Pietersz heb ik niet als koper
van water of land aangetroffen, doch Claes Oem Sceepmaker wel. In
alle geval kan met deze straat aan de zuidzijde geen ander bedoeld
zijn dan de noordzijde van het Verdronkenoord, want in het kohier
van 1519 trof ik de weduwen van Floris Jacobsz en Claes Oem aldaar
naast elkaar aan. Ook in 1501 kocht Floris Jacobsz nogmaals 7 voet
water en het volgend jaar was het Hein Hughen, die 25 voet water
grenzend aan Floris Jacobsz kocht. Doch ook de 25 voet (water of
erve die Dirck Koemis kocht, grensden aan Floris Jacobsz. Deze
Dirck Koemis woonde blijkens het kohier van 1519 in de St. Jans
straat.
Helaas zijn niet alle erven te localiseren, aangezien de aantekenin
gen, die door Eikelenberg gemaakt zijn uit een thans verdwenen
parochieregister, veelal erg summier en grotendeels zelfs ongedateerd
zijn. Aan het kohier van 1519 heeft men niet veel, aangezien de
meeste kopers toen kennelijk reeds overleden waren, terwijl het
kohier haardstedengeld van 1492 evenmin veel uitkomst biedt. In dit
kohier heeft men namelijk de bewoners van Mient, Fnidsen en
Hekelstraat samengevat onder de beschrijving „Zuydzijde al om up
Fenesen". Dit wijst er uiteraard op dat in 1492 de ontwikkeling van
het Oostelijk Stadsdeel nog in een beginfase verkeerde, alsook dat
dicht achter de Mient nog water lag. Het blijkt zonder meer dat na
1483 de landwinning snel is voortgeschreden, doch hoe snel is
moeilijk te bepalen, aangezien de exacte plaats van de erven veelal
niet is vast te stellen. In Alkmaar in het Drijfzand (bl. 82) nam ik
aan, dat in 1492 de bebouwing van het Verdronkenoord gevorderd
was tot aan de St. Annastraat, hetgeen ik afleidde uit het aantal
huizen langs deze gracht. Ik geloof niet dat ik dit kan staande
houden, want ik heb thans de indruk dat genoemde 55 huizen niet
allemaal langs „Dronkenoort" lagen, maar dat men de huizen in de
achterliggende gebieden heeft meegeteld. De zijstraten zijn immers
later ontstaan, zoals we nog zullen zien.
Hoewel de erven dus veelal niet exact te localiseren zijn, lijkt het
erop dat het gehele gebied tussen Verdronkenoord en Luttik Oudorp
werd opgevuld. Zo kocht Lubbert Comen Dircksz (tussen 1484 en
1501 een erve, dat ten noorden strekte aan de Voormeer, onder
voorwaarde dat hij aan de noordzijde een straat moest laten liggen.
Deze straat kan welhaast geen andere zijn dan de zuidzijde van het
Luttik Oudorp.
385